Het Britse label Jezus Factory Records viert zijn tiende verjaardag. Het trio Mauro Pawlowski – Rudy Trouvé – Craig Ward viert dit met een tweede album, allen hebben voorheen solo-albums op dit label uitgebracht.
De eerste connectie is dEUS, allen speelden zij bij de Belgische populairste rockformatie, maar dan op verschillende tijdsstippen. Misschien nog belangrijker is het feit dat ze alle 3 samen op hetzelfde moment actief zijn/waren in ensembles als The Love Substitutes, I Hate Camera (I H8 Camera)en Kiss My Jazz. Zo veel spannende en nieuwe projecten zijn gebeurd in de afgelopen tien jaar als deels hieronder beschreven.
PAWLOWSKI, TROUVE & WARD – Vol. 2 (Jezus Factory/Heaven Hotel)
Mauro Pawlowskis muzikale bijdrages zijn nog amper bij te houden. Een greep uit zijn repertoire: voorheen Evil Superstars, Mitsoobishy Jacson, Kiss my Jazz, Monguito and Shadowgraphic City… actueel nog periodiek actief bij dEUS, The Love Substitutes, Othin Spake, Club Moral, Archetypes of the Multisabanas and I H8 Camera, Maurits Pauwels, Hitsville Drunks, Gruppo Di Pawlowski, en talrijke samenwerkingen met o.a. Flat Earth Society, de Nederlandse dichter / schrijver Ramsey Nasr, de dansgroep Ultima Vez van Wim Vandekeybus… noem maar op, altijd even gedreven en gepassioneerd. Zijn honger blijft groot.
Rudy Trouvé was één van de (meest sympa) oprichters van dEUS, kenmerkend is zijn subtiele songwriting met zijn eigen compromiloze swung. Bij het verlaten van de band, kon hij zich concentreren op zijn eigen solocarrière, met als gevolg meerdere tijdelijke samenwerkingen met tal van interessante obscure soulmates. Zijn creatieve bijdrages bij Kiss My Jazz, Dead Man Ray en zijn split met Lou Barlow zijn ons wel bekend. Hij is tevens oprichter van het überkwalitatieve platenlabel Heavenhotel (die vierde vorig jaar nog hun 20ste verjaardag) Check that out!
Nu staat hij hoog aangeschreven als een zeer getalenteerd improvisator; talrijke jamsessies en experimentele uitstapjes heeft hij meermaals het podium gedeeld met Mauro, Zeitkratzer Ensemble (Duitsland), Marc Ribot (US), Pierre Bastien, Pierre Berthet, leden van DAAU, Zita Swoon en ander schoon volk.
In het laatste decennium heeft de productieve Rudy ook 3 albums vrijgegeven met Tape Cuts Tape. Dit alles leidde tot de all-star improvisatie iH8 Camera, al dan niet gekoppeld aan één van zijn aparte kunsttentoonstellingen en/of video-installaties. Het prachtige artwork voor deze plaat is tevens ook van zijn hand, evenals de promo video voor Thin Can.
Craig Ward is een Schotse zanger/gitarist, HIJ was de ideale opvolger van Trouvé bij dEUS, en is vooral gekend van zijn sublieme bijdrages op de albums: In A Bar Under The Sea en The Ideal Crash. Na dEUS en de tussenstop Kiss My Jazz, is hij nu vooral actief, samen met Mauro & Rudy, bij het kwartet The Love Substitutes. Experiment, humor, chaos en rauwe rockmuziek zijn hier bij dit viertal de sleutelwoorden.
Uit die groep ontstond tevens een spin-off die I Hate Camera heet – een wisselend collectief met leden van The Love Substitutes, aangevuld met bevriende muzikanten uit de Antwerpse scène. Pure improvisatie is de enige constante in de liveperformances.
Craigs opnames zijn bijna allen exclusief bij Jezus Factory. Verder vormde hij samen met Butsenzeller de jazznoise-rock band A Clean Kitchen Is A Happy Kitchen, met 2 puike releases als resultaat. Verder verwierf Craig een erkentelijke subsidie van de Scottish Arts Council, om zijn meest talentvolle en ambitieuze solo werk Leave Everything Move Out te voltooien. (tevens samenwerking met de Grammy bekroonde David Odlum)
OK, de bespreking.
Pawlowski, Trouvé en Ward nemen je mee naar hun brede interpretatie van de jaren 70. Of was het een droom, een herinnering?
Experiment, humor, chaos zijn terug hun vaste ingrediënten. De eerste 5 nummers baden in een ambienteske sfeer, eerst ietwat serieus en bevremend, maar wat later sturen ze ons Eno-gewijs, met een tros oranje ballonnen, traagjes de hoogte in. En dan worden we abrupt uit die zoete droom gewekt met een eerste, kitscherige, media boodschap aka commercial-break. Er volgen er nog 3. Aparte absurditeit, met een knipoog naar Bert Lezys Blaastaal, gebracht op analoge 70s synths en dito scheef instrumentarium. Deze banale interludiums worden systematisch afgewisseld met serieus-Faustiaans en speels-Beefheartiaans improvistatiewerk. Plots verrassen ze vriend en vijand met een cliché AOR rock nummer, om dan terug verder te jammen op de vertrouwde krautformule. We worden nog aangenaam emotioneel bij het intiem momentje Thin Can en genieten nog ten volle van de koele synths op German Organ. Mooi. Samenvattend zijn deze songs vakkundig aan elkaar gelijmd tot een mooi verhaaltje om bij weg te dromen.
Het geheel klinkt zoals de sfeer bij ons ouders thuis in de jaren 70. Een superdruk decor, met behangpapier met teveel bloemekes, de hangende potten macramé, waar we meermaals ons hoofd hebben tegen gestoot, de verplichte Martini coasters op onze superchique salontafel, de plastieken designer zetels, kapotgekrabd door één van niet-gesteriliseerde katers, die verdomde potpourri, die wekenlang tegen ons zin, in onze kleren bleef hangen… kortom, ik had een gelukkige jeugd, zij blijkbaar ook.