Foto’s: Hannelore Dieleman
Een duif waagde zich nog even in de nok van het podium, maar lang zou dat niet duren wanneer de heren van Demob Happy (VK) van wal staken. Glamrock, gitaarriffs, ronkende bassen, drums! Rock-‘n-roll als ontbijt, het wekt zowel de eetlust als de festivalganger op dag 3 van Cactus.
Het Britse trio musiceerde strak, zo gaat dat wel vaker met bands van drie, niemand kan zich verstoppen. Van Voodoo Science tot Be Your Man werden de energieke riffs afgevuurd alsof het park vol stond om 21u ’s avonds en niet halfleeg om 12u ‘s middags. Goed gezongen ook, alle drie de bandleden deden hun vocale duit in het zakje. Hun voorlopig bekendste, Autoportrait, kon als voorlaatste nummer niet ontbreken. Kortom, al wie tijdig uit zijn nest gevallen was op dag 3 van Cactus, zag dat het goed was.
Een naam als een niesbui lijkt ons niet zo’n goed idee. Er zal allicht een betere verklaring voor bestaan die ons nog niet bereikt heeft, heel vaak komen we niet in zuiden van de States. Waxahatchee is de verschijningsvorm van singer-songwriter Katie Crutchfield, met een groot bereik in de Verenigde Staten.
De sound van folk en country dus, denk Emmylou Harris, en je hebt een idee van de sfeer van de set van de zes Amerikanen die perfect aansloot bij het weertje in het Minnewaterpark dat voor het eerst sinds lang verdacht op een zomerdag begon te lijken.
Puike americana dus en een gezellige, beetje gezapige, soundtrack voor het begin van de festivaldag. Heel veel nummers van de laatste worp, Tigers Blood, met onder meer de titeltrack, Right Back To It en Lilacs.
Een eerste keer een volle parkweide op zondag voor Tom Van Laere, aka ‘The Admiral’, dat voor de zekerheid maar op achterzijde van ’s mans jasje geborduurd werd. Wie houdt niet van duidelijkheid?
Admiral Freebee brengt al meer dan 20 jaar rauwe roots rock en dat was op zondag in Brugge niet anders. Einstein Brain en Bad Year For Rock ’n Roll zaten in het midden van de set, Rags ’n Run naar het einde toe. Ertussen kregen we een XL versie van Always On The Run, waarin Senne Guns zich op keyboards mocht uitleven.
Het Brugse publiek lustte het wel. Een pannenkoek met suiker is ook een klassieker, en dat gaat er bij ons ook altijd wel in. Duidelijkheid loont.
Met Rider To The Sea begon Anna Calvi instrumentaal aan haar tweede passage op Cactus. Instrumentale muziek zat er in van bij haar debuut, dus niet zo vreemd dat ze voor (de tv-serie) Peaky Blinders de soundtrack van seizoen vijf en zes leverde. Hunter, het laatste gewone album van de Londense diva, dateert ondertussen al van 2018. Dus waren we wel wat verrast met haar plaats op de affiche. En veel festivalbezoekers waren zelfs niet geïnteresseerd.
Suzanne And I en Indies Or Paradies maakten meteen duidelijk dat Calvi gewoon over sterke songs beschikt, voor wie daar zou aan twijfelen. In Wish was de toets van haar trouwe Telecaster het toneel van acrobatiek, steeds in functie van de song. De gitaar werd door haar bedankt na I’ll Be Your Man, toen ze met een verlegen “Thank you” het applaus van het publiek in ontvangst nam.
Love Won’t Be Leaving is een wondermooie song, met live in het midden een geweldige break met percussie van drummer Alex Thomas en multi-instrumentaliste Mally Parpaz, waar Calvi zich onder een paarse lichtwolk nog eens helemaal liet gaan op gitaar. Don’t Beat The Girl Out Of My Boy kreeg dan weer een oerschreeuw mee die de rillingen door het ruggenmerg liet lopen. Calvi eindigde de cover van Ghost Riders (van Suicide) met een gevecht in regel. Hendrix had een aansteker nodig om zijn gitaar in brand te steken, Calvi speelde ze gewoon tot stof en as, met een wegwerpgebaar vloog het beest een eind verder op het podium om daar verder na te gonzen. Zo komt die gitaar dus aan haar oorlogswonden. Einde van een indrukwekkende set, ook al was dit zonder veel nieuws.
Zoals we op dag 2 van Cactus al vertelden, hakten we in een koortsige droom met ons glanzend roestvrij stalen lemmet het hoofd af van het mythologische monster Balthazar, waarna er zowaar drie hoofden verschenen. J. Bernhardt is daarvan het tweede dat in één Cactus-festivalweekend de kop opstak.
Jinte Deprez kreeg van presentator Kirsten Lemaire de prijs voor het beste kostuum van de dag – iets tussen zalmkleurig en terracotta rood – en kwam Contigo voorstellen aan het Brugse publiek, het album dat eerder dit jaar verscheen.
De hoofdmoot van de set was dan ook uit het nieuwe album geplukt, gesandwicht tussen Don’t Get Me Wrong als opener en Taxi en Last Waltz aan het eind van hun optreden. Drive, présence, melodieën, driemaal check, algemene bijval. Missie geslaagd.
De tweede gok van de dag was Unknown Mortal Orchestra, we moesten het toegeven: tot nu ook voor ons een onbekende. De band rond Ruban Nielson doet iets eigenzinnigs met progrock, jazz, psychedelische invloeden en pop.
Bovenal stonden vier rasmuzikanten op het podium in casual zwarte kledij de pannen van het dak te spelen alsof ze niet voor een publiek optraden, maar lekker in hun repetitiekelder jamden. Voor ons echter niet gelaten, de groovy trip nam ons helemaal mee, terwijl het Cactus-publiek en masse aan het pintelieren sloeg.
Ruban Nielson stond op het podium alsof hij achter de kassa van de nachtwinkel staat, gum kauwend (en zingend!) en ondertussen de mafste gitaarpartijen van het weekend spelend. De ook al bizarre gitaar hing hoog, met de gitaarband nonchalant over één schouder. Nooit gezien, maar het werkte. Jacob Portrait keek naar links alsof hij vooral ergens anders wou zijn, ondertussen geniaal bas spelend. Drummer Kody Nielson was bezeten, keyboardspeler Christian Li gefocust.
En voor wie luisterde voor elk wat wils: Nadja de ballad, That Life was vrolijk, Waves Of Confidence klonk vet en psychedelisch, Layla dreef op een reggae beat, Can’t Keep Checking My Phone was regelrechte disco.
Minstens één fan erbij, we zagen ze vliegen, geen UFO maar UMO!
Derde gok van Cactus op dag 3 was om de voorstelling van Cat Power Sings Dylan ’66, een remake van een Dylan concert waar hij van akoestisch naar elektrisch ging, niet in de Stadsschouwburg maar in het Minnewaterpark te programmeren.
Deel 1, de akoestische set, werd ingekort door Chan Marshall: slim, want de luisternummers konden minstens twee derden van de aanwezigen niet boeien, wat een oceaan aan geroezemoes opleverde. We trokken dus wat dichter naar het podium om echt te luisteren. Geen lang Visions Of Johanna dus, maar wel bijvoorbeeld Mr. Tambourine Man, een nummer dat iedereen minstens één keer te veel hoorde. Marshall slaagde er wel in een eigenzinnige versie neer te zetten die opnieuw kon boeien. Ze focuste zich op de zang, niet gehinderd door gitaar of harmonica die door de band werden gespeeld. Geen persfoto’s van mevrouw trouwens, we hebben er het raden naar waarom een artiest die op een podium stapt niet gefotografeerd wil worden.
Deel 2, elektrisch, werd gebracht met een bandbezetting gelijkend aan die van Dylan, wat een gekende sound opleverde met gitaren en orgel in de glansrol. Tell Me, Momma rolde lekker binnen, terwijl het geluid werd bijgesteld om de zang opnieuw verstaanbaar te maken. Just Like Tom Thumb’s Blues: aha daar heeft Warren Zevon zijn Werevolves of London riff vandaan! Stelen van een meesterdief mag. Leopard-Skin Pill-Box Hat bouncete zoals een matras op een fles wijn. Toppers Ballad Of A Thin Man en Like A Rolling Stone tekenden voor een krachtige herkenbare finale.
Cat Power deed wat ze kon en maakte het beste van haar plekje op de affiche.
Eindelijk zondagavond 23u, het moment waarop iedereen duidelijk al een hele dag stond te wachten. The War On Tickets was beslecht, de gelukkigen bevonden zich binnen de hekkens van het festivalterrein, klaar voor een trip van twee uur.
Frontman Adam Granduciel bekende dat hij genoten had van het dagje vrijaf in Brugge. Het werelderfgoed is een argument waarmee het festival ongetwijfeld bands over de streep trekt. En het maakt dat de artiesten er zin in krijgen, wat meteen bij aftrap bleek bij The War On Drugs.
Er stond een geoliede soundmachine, zeven man en vrouw sterk op het podium, de klank tiptop, de lichtshow present. The War On Drugs speelde 16 nummers binnen het ruime slot van twee uur, goed voor gemiddeld een dikke zeven minuten per song, zei de statisticus in ons. Elk nummer is dan ook meer een kortverhaal op zich met een begin, een midden en een eind dat je meeneemt en vervoert.
Dat bleek bijvoorbeeld bij een uitgesponnen Harmonia’s Dream dat een in klank en licht pulserende in- en outro kreeg als een dikke bladgouden lijst rond een schilderij. Tom Petty-cover Love Is A Long Road was de verrassing, maar natuurlijk ook niet want The War On Drugs schrijft een nieuw hoofdstuk in de Amerikaanse rocktraditie waar vertellers en rockers, Dylan, Young, The Boss en Petty hun eigen stek verworven hebben.
De eigenheid van de band zit in de complete sfeer die opgeroepen wordt rond de songs en het eigen geluid van Granduciel als zanger én gitarist en dat van de complete band die als een huis staat.
Under The Pressure kon niet lang genoeg duren, I Don’t Live Here Anymore en Thinking Of A Place waren de terechte afsluiters, confetti incluis.
Soms worden dromen waar: Cactus had een gedroomde afsluiter te strikken en die deden alles wat van hen kon verwacht worden. Memorabel optreden in Brugge van een wereldtopper!
Instagram | Cactusfestival | Demob Happy | Waxahatchee | Admiral Freebee | Anna Calvi | J. Bernardt | Unknown Mortal Orchestra | Cat Power (sings Dylan ’66) | The War On Drugs