Zelf zal hij het tegenspreken, maar eigenlijk komt Paul Van De Velde in aanmerking om door het leven te gaan als een Gents cultfenomeen. Het begon zeer lang geleden met Capt. Moon, met een plaat die werd uitgebracht door Kinky Star Records. Er ging geen weekend voorbij zonder dat je Paul wel in één of ander Gents café van jetje zag geven met zijn Capt. Moon, een heerlijke kruisbestuiving van The Fall met de Jon Spencer Blues Explosion. En het verhaal ging verder met Falling Man. Een tijdje met Sam Louwyck – sowieso een cultfiguur! – als zanger en wat later vervangen door Sander Van den Broecke. Maar helaas ging Falling Man op de fles.
Geen nood, want sinds kort is er The Night Club. Nog minder nood als je er nog nooit een noot van hebt gehoord, want er bestaat gewoonweg nog geen studiomateriaal. Wie ze privé zag – we schatten zo’n twintig mensen waaronder Stijn Meuris – stak de superlatieven niet onder stoelen of banken.

Dat bleef niet onopgemerkt bij Luminous Dash en we vroegen hen meteen om op te treden in het kader van Luminous Fest. Op 15 februari is dat in de Kinky Star in Gent en op 23 februari (om 15 uur!) in de DjingelDjangel in Antwerpen.
Ondertussen is bassist Paul Van De Velde door ons naar een eiland verbannen. Vraag ons niet waarom, maar hij mocht wel drie platen meenemen!
DAVID BOWIE – Stage (1978, RCA Records)
Ik kies Stage omdat ik niet kan kiezen tussen Low en Heroes als mijn all time favorite David Bowie. Op de dubbele live-lp Stage staan tal van nummers uit die twee platen. Opgenomen tijdens ISOLAR II, een legendarische tournee uit 1978 waarvan ik bij elke beluistering weer hartzeer krijg omdat ik hem niet gezien heb, wegens nog te klein. Bowie zette daar zijn beste line-up ooit bij elkaar op een podium. Met gitarist Carlos Alomar als orkestmeester, George Murray en Dennis Davis op bas en drums, een gouden trio waar hij al sinds Young Americans kon op bouwen.
Aangevuld met bizarre synths en piano en een viool. Én met Adrian Belew op leadgitaar. Een weirdo die Bowie had weggekaapt uit de band van Frank Zappa. De soloartiest Belew, daar zeil je best omheen. Maar in dienst van Bowie, Talking Heads of Laurie Anderson toverde hij de meest buitenaardse, ontwrichtende en tegelijk bloedstollend mooie klanken uit zijn battered Strat die hun nummers naar het next level hielpen tillen.
Bowie zette met deze band een muzikaal universum neer waar ik na één keer luisteren wilde in blijven wonen. Stage openbaart zich telkens weer als een totaalplaat voor mij. De nummers zijn de beste die Bowie gemaakt heeft, de plaat klinkt als een schilderij waarvan je niet weet waar eerst gekeken. Als ik er naar luister denk ik er ook altijd de scenografie bij, dat vreemde decor met helwitte tl-lampen, Alomar met dirigeerstok de band in goede banen leidend tijdens Warszawa, en Bowie, ook al in het wit, met oversized pants en zeemanskepi. Kortom, op zijn indrukwekkendst.

THE FALL – This Nation’s Saving Grace (1985, Beggars Banquet)
Hier konden net zo goed 20 andere titels van The Fall gestaan hebben. Omdat The Fall er nu eenmaal in moet. Over geen enkele andere band heb ik zoveel gezaagd in mijn leven. Tegelijk heb ik zo weinig mensen ooit kunnen overtuigen van hun uitzonderlijke kwaliteiten. Het heeft mijn eindeloze genot niet in de weg gestaan. Ik kies deze plaat omdat ze gemaakt is door mijn favoriete line-up van The Fall. Met onder meer Steve Hanley die met zijn baslijnen jarenlang de ruggengraat én het geluid van The Fall was. En met gitariste Brix Smith, de flamboyante echtgenote van zanger Mark E. Smith, die uit haar native Californië glam, pop en een ton sexappeal meebracht en toevoegde aan de dwarse sound en dito imago van The Fall. This Nation’s Saving Grace is een heerlijke plaat met opzwepende tracks als L.A. (één van de hoogtepunten tijdens hun passage in de Vooruit in 1988!), het hyper-Fall-nummer My New House, of het melancholieke Paintwork. Het waren hun beste jaren.
The Fall, beste band ooit, vind ik. Maar dat vind ik van The Rolling Stones ook. En van Pere Ubu en van The Birthday Party. Dus ja, je moet er niet te zwaar aan tillen.
ELVIS PRESLEY – Aloha From Hawai Via Satelitte (1978, RCA Records)
Net zoals over Mark E. Smith van The Fall verdraag ik geen scheef woord over Elvis Presley. Jonge, oude, dunne, dikke Elvis, rock-’n-roll Elvis, film-Elvis, gospel-Elvis, come back ’68 Elvis, jump suit Elvis, mij al gelijk. He’s the King. Tegenspreken is om ruzie vragen.
Toen de liveshow Aloha from Hawaii werd opgenomen, in 1973, had hij nog maar 3 jaar te leven. Het was een groots opgezet evenement, via satelliet te zien in tientallen landen wereldwijd. Ik neem deze plaat niet mee omdat het zijn beste is, verre van. Er staan bedenkelijke versies op, van onder meer Hound Dog. Maar ook hartverscheurend mooie, zoals van What Now My Love.
En het is mijn Elvis-plaat. De tv-uitzending van de show was mijn kennismaking met de King. Ik keek ernaar als achtjarige, samen met mijn grootouders die op bezoek waren en er niet warm van werden. Maar ik was meteen verslaafd. Aloha from Hawaii werpt me telkens weer terug naar dat moment, naar die eerste fascinatie. En naar Amerika, dat Elvis, met de adelaar op zijn cape gestikt, rijkelijk en gulzig celebreert op Aloha. Een natie die me alsmaar vaker met diepe weerzin vervult, maar een land dat ik tegelijk ook het mooiste ter wereld vind en dat me oneindig blijft fascineren. Tijdens een overweldigende trip door het zuidwesten van de VSA koos mijn Spotify-playlist plots voor An American Trilogy uit Aloha. Ik voelde een rilling over mijn rug gaan en de tranen rolden mij over de wangen. Op dat eiland gaat dat weer gebeuren. Sorry ze.
Facebookevenement Kinky Star
Facebookevenement DjingelDjangel
The Night Club