De ene band moet een jarenlang traject doorploeteren, de andere fietst relatief onbezorgd door het muzikaal landschap. Neem nu de Limburgs-Antwerpse instrumentale gozers van Stomachs. Drie jaar geleden besloten drummer Tipi (ook gekend van OSMA Soviet Destroyer en Post West) en gitarist Bunk (ook Haynes Tapes) de handen in elkaar te slaan om oerdegelijke rock-’n-roll vorm te geven. De eerste jamsessies lieten een voorliefde voor duistere keldergeluiden, sixties garagerock en surfmuziek doorschemeren. Onheil is nooit ver weg op deze manier natuurlijk.
De zaken vlotten echter en resulteerden in de debuut-ep Bowel Rumblings, Volume One dat bij Heinous Tapes uitkwam. Bassist Burt kwam dan de gelederen versterken en was zo vriendelijk zijn Rickenbacker mee te nemen. De volwaardige debuutplaat Boogie werd vorig jaar gemixt en gemasterd in de Dunk!Studios, om in volle covid19-heisa boven de doopvont te worden gehouden, waarbij het met wijwater vanop anderhalve meter afstand gezegend werd. We zouden ze er nog bijna van beschuldigen met opzet in de donkere schachten van de ‘underground’ te willen blijven schemeren.
Stomachs hebben de reputatie zoutpilaren te zijn op een podium, maar compenseren dit naar verluidt ruimschoots door compromisloze teringherrie de zaal in te jagen. Het ziet er niet naar uit dat we deze reputatie snel met de realiteit kunnen afstemmen. Het weerhoudt ons echter niet om de plaat met veel plezier ettelijke luisterbeurten te gunnen. De band wist ons alvast deze heerlijke samenvatting van hun sound te bezorgen: we klinken sfeervol, schakelen over naar doomsurf, vette garagepunk en sleuren er bongo’s, ZZ-Topiaanse klanken en vervormde strijkers aan toe. Voorts zijn we dol op Link Wray en de geile puberstreken van Clement Peerens. Humor is dus ook een instrument.
Het wel erg toepasselijk getitelde Intro doet meteen denken aan de sfeer van ‘in your face’ cultfilms/series Twin Peaks en From Dusk Till Dawn. The Croney gaat gretig mee in deze filosofie maar voegt er een stevige injectie Nought aan toe. Noiserock à la The Jesus Lizard in een bruine kroeg zeg maar. We zitten bij aanvang inderdaad in een vet garagepunkmoeras. Razzle Frazzle klinkt opzwepend, opruiend en als het beste medicijn tegen alles wat 2020 tot de hel maakt. De plaat klinkt veelbelovend en elk nummer lijkt op een instrumentale interpretatie van een instant klassieker die soms gewoon nog geschreven moet worden. Zo lijkt Charva’s Old Man op een verloren parel van The Pixies’ Bossanova.
De geciteerde geile fragmenten komen sowieso aan bod tijdens Larry, Curly & Shroom, ook wel het Pretty Fly gedeelte van de plaat voor wie dweept met the sound of The Offspring. Op minder dan een half uur zijn we ervan af. Twee keer een kwartier verlengingen dus. En die gebaldheid werkt bij puur instrumentale platen. Stomachs hebben dit uitstekend begrepen. Bij de start van de tweede verlenging wil de band het tempo uit de plaat halen tijdens het erg hypnothiserende Al Hashashin. Erg filmische klanken, en erg Pulp Fiction. Het nummer ontpopt zich tot een wulpse gitaarrocker in the Far West en net als daarnet komt opnieuw een vleug Pixies aangewaaid. Rubber Johnny’s Double Jig maakt duidelijk dat de heren van Stomachs een fameus ei hebben uitgebroed. Het klinkt zo verdomd speels en vanzelfsprekend. De logica zelve als virtuositeit en een stevige interesse in de geschiedenis van de hedendaagse muziek hand in hand gaan.
Wat volgt zijn korte nummers met complexe titels. Benieuwd hoe de band op de titel Cooey Cootchie Choo-Choo is gekomen. De vibe van de plaat is één van de sterkste troeven. De gebalde nummers worden vooruitgestuwd en laten de luisteraar naar méér snakken. Blood Suckin’ Surf Queen is als slotnummer zowel titel –als songmatig de perfecte samenvatting van deze Boogie. Een plaat die zich vergaloppeert en ons naar adem laat happen tot de stofwolk gaan liggen is. Farmareus Johnsen & Johnsen mag stoppen met de zoektocht naar een vaccin tegen Covid19. We hebben er net naar geluisterd. Boogie is de naam.