Het is bijna een wekelijkse routine geworden om een Belgisch debuut te krijgen die je van je sokken blaast. Deze keer is Thomas Werbrouck met Krankland aan zet. Een soloproject? Niet echt, want het is de pedal steel van Janko Beckers, het drumwerk van Christophe Claeys (juist, van SX en Amatorski) en de bas van Thomas Mortier die het zo’n mooi geheel maakt. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de meester achter de knoppen: Pascal Deweze die dit debuut mixte en producete.
De prachtige artwork van Eline Adam ziet er zowel schattig als angstaanjagend uit: een jongentje op een dier dat wat op een leeuw lijkt, zelfs een dwergkonijn prijkt op het hoesje (hoewel geen toeval, dat beestje speelt een belangrijke rol in Thomas’ leven).
Tien songs staan erop. Niet zo maar een verzameling songs, wel parels die je alsmaar blijft draaien. Holding On is meteen de gewenste nagel op de kop, het begint als een klagerig singersongwritersliedje, maar al snel ontdek je het genie van Thomas Werbrouck erin. Een Krankland-track wordt nooit wat je denkt dat het zal worden. Het zal de muzikant die met Eline in Little Trouble Kids zat doen blozen, maar dit brengt hem onmiddellijk op het niveau van Nick Drake (en we hebben zelfs niet eens overdreven).
Thomas houdt ook van pop, maar dan wel de sublieme soort. We zullen wel niet de laatste zijn die het zeggen, maar Summer Avalanche (al was het maar voor de titel) doet je denken aan hoge zeegolven en The Beach Boys. Pop zoals pop hoort te zijn.Op Hurry Man gaat Thomas nog een versnelling hoger door alles uit zich te persen. Dat komt ervan als je songs componeert in moeilijke tijden waarin je je job verliest en de demonen rond je oren vliegen.
Krankland treurt, maar klaagt niet, de loodzware bas van Thomas Mortier in de eerste single In The Realms Of The Unreal loodst je in een sprookjestafereel waar je ook wel eens Mercury Rev tegenkomt. Schattig, wel met bijtend gif.
Rat Race From The Slugs begint met een spookachtig glockenspiel, speels en griezelig. Het is net alsof Thomas al zijn kwelduivels stuk voor stuk van zich afkrabt. Zeer donker, net niet akelig.Vreemd dat Oh My Love ergens in de buurt van de Gentse Dampoort is geschreven, het lijkt eerder iets dat een gebroken ziel in een verlaten woestijn heeft gecomponeerd. Een ode aan de geliefde, wel eentje met leed.
Een prettig plaatje is Wander Rooms niet (vernoemd naar de rariteitenkabinetten uit de Gouden Eeuw), maar (net zoals de titel het aangeeft) is er plaats voor hoop in Land Of Hope And Sores. Lang duurt het niet, na drie minuten grijpt de Vlaamse troebadoer je bij je nek met Dog Days (soms moeten bepaalde songs wegens hun titel maar weinig uitleg).
And He Rows is het soort liedje dat uit de pen van Mark Lanegan zou kunnen komen: het soort country dat stoere cowboys haten. De plaat wordt afgesloten met het tedere Capricorn Blues, het laatste wat je hoort is een drumgeluid dat doodbloedt. Vier (of zelfs vijf-) sterrenplaat.