Dat het concert van Joe Jackson, een kleine twee jaar na diens roemrijke doortocht in De Roma, ook nu in een knip was uitverkocht hoeft niet te verbazen: de Britse legende weet immers keer op keer te imponeren, ontroeren en charmeren. Met een altijd eigenzinnige gulle greep uit het goedgevulde repertoire. Vrijdagavond 27 september was dat niet anders. Of toch: want behalve een mooie selectie uit het rijke oeuvre trakteerde Jackson ons ook op entertainment van de bovenste plank, ons meenemend naar 1910 met een ode aan het Music Hall-genre én de wereld van de enigmatische performer Max Champion, met een 9-koppige band.
Samen met Joe Jackson stapten we in de teletijdmachine; met in het eerste uurtje een prachtige solo-set, waarbij Jackson zichzelf begeleidde aan de piano, en ons fraai uitgeklede versies schonk van een aantal iconische songs, waarbij ah-erlebnissen en herkenningsapplausjes legio waren, om het publiek daarna in volle Vaudeville-modus omver te blazen met de Max Champion Band, met een gulle greep uit het recentste album Mr. Joe Jackson Presents Max Champion in What A Racket!? (2023), helemaal aangeland in het Londen van 1910 met Joe, sorry, Max als gids. Een bijzonder feestelijk en aanstekelijk spektakel.
Mooi centraal op het podium, voor het doek, stond de piano opgesteld. Zo rond vijf over acht wandelde Joe Jackson het podium op: “How are you doing? Delightfull to be here, let’s begin” en Jackson trakteerde ons op de levensloop van Dave (Fool, 2019), doorleefd gezongen, met dat kleine knikje in stem op gegeven moment. Erg sterk, ook Jacksons pianopartijen. Die viriele pianoriedel van Take It Like A Man (Volume 4, 2003) hadden we instant herkend. Vreemd genoeg misten we drums en gitaren niet in deze anders behoorlijk opzwepende rocker. In het piano-jasje klonk het meesterlijk, en aan ritmiek en power geen gebrek.
“Oh, now I see you. There’s so many of you! I don’t know about you, but I don’t like the 21th century that much. Let’s go back to the nineties, shall we?”, aldus Jackson en een geweldig Stranger Than Fiction (Laughter And Lust, 1991) was ons deel. De ‘life goes on’-lijn werd goed meegezongen op de eerst rijen. En ja, wij pleiten ook schuldig. Wat een prachtige versie ook. Jackson vroeg zich af of we het volgend lied wel zouden herkennen. Ja, hoor! Natuurlijk klonk het anders zonder die blazerssectie maar ook naakt op de piano bleef You Can’t Get What You Want (Till You Know What You Want) (Body and Soul, 1984) stevig overeind. Van bij de eerste noten, of beter: pianotoetsen, werd Steppin’ Out herkend, lustig meegezongen door menigeen, zeker vooraan. Genoten van deze sublieme versie.
Hoeft het gezegd dat een deel van de zaal quasi gek werd toen Jackson It’s Different For Girls inzette, of nog bij On Your Radio (beiden van I’m The Man, 1979). Wat anders dan die rauwe versie uit, 1979, maar machtig klinkend op piano. Terecht luid applaus natuurlijk ook.
Dat we gestaag terug in de tijd aan het gaan waren, hadden de meesten allicht wel door ondertussen. Maar Jackson maakte er ons toch even zachtjes op attent; “Nu gaan we naar de jaren ’60. Nee, toen schreef ik nog geen liedjes, maar Ray Davies wel, en dit nummer wil ik dan ook graag doen”. Iemand riep iets vanuit de zaal, Jackson repliceerde gevat met “Shut Up, I’m talking” ging onverstoord verder en voegde nog toe dat dit één van die honderd nummers was die hij zelf zou willen hebben geschreven en een fraaie cover van Waterloo Sunset (Something Else, The Kinks 1967) volgde.
En zo waren we in Londen aanbeland. Daar zouden we nog eventjes blijven verzekerde Jackson ons en hij vertelde over de Music Hall-traditie die hem altijd al fascineerde. “Als teenager speelde ik piano in pubs, en dat was het repertoire”. Recent speelde hij de rol van pianist in een film, die niemand schijnt te kennen, wilde hij nog kwijt.
Jackson nam ons mee naar 1913 met het lied Hello, Hello, Who is You Your Lady Friend? (Harry Fragson), eigenlijk een marslied, maar heel frivool gebracht door de Brit. Halverwege de song stopte Jackson even: “Glad you like it, there are seven more verses! …”. Hilariteit alom. En Jackson stelde ons gerust: “I’ll do only the second verse”. En toen diepte Jackson nog een Vaudeville-Music Hall-song uit 1892 op. Heel overtuigend croonde hij My Old Dutch van Albert Chevalier, naar verluidt een ode aan diens echtgenote Florrie.
En zo waren we helemaal aanbeland in de wereld van Music Hall en Vaudeville. Terwijl de gordijnen openden en we daar al behoorlijk wat instrumenten zagen staan, op de achtergrond een beeld van een Londense straat, liepen heren gehuld in stofjassen over het podium. Terwijl had Jackson het over de ongekende liedjes van Max Champion (aka de liedjes van Jackson in Music Hall-stijl, maar dat had je vast al door) en zijn fascinatie voor Music Hall en Vaudeville, om vervolgens eventjes te verdwijnen: “This is not an intermission, it’s part of the show I’ll be right back!”.
Al snel betraden de muzikanten, volledig uitgedost in de stijl van 1910, het podium. Strijkers, een blazerssectie een pianist, een contrabassist, een drummer, met zijn negen waren ze. Joe Jackson, of was het Max Champion, vervoegde hen, gehuld in paars kostum en met hoge hoed, en wandelde naar de microfoonstandaard. “Welcome to London, the year is 1910, welcome to the world of Max Champion. And I don’t know why why…”
Met (Overture) Why, Why, Why, een prompt drinklied werd de Max Champion-set met de nodige bravoure en dramatiek geopend. Met een uitstekend zingende en croonende Jackson, voortreffelijk mooie samenzang van de andere muzikanten. Heerlijk ook die blazers. Zeker ook in een subliem What A Racket!, met een glansrol voor de trompet. Wat een opzwepend en dansbaar nummer, wat een vibes. Oh, en wat was die trompettist aan het doen zeg? Aan het einde van de song hing zijn instrument zowat uiteen. Part of the act, we know. Zalig!
Gelukkig kon de trompet alweer mee doen in het door double ententes en typische Engelse banter bezwangerde The Bishop and the Actress, “van onschuldig tot obsceen”, aldus Jackson. Met een fraaie rol voor de tuba en een machtige trompetsolo ook.
Aangekondigd als “a hymn to the great gods of our time” weerklonk dan een verkwikkend en bombastisch Health And Safety, “it’s always the working man, gets it in the neck”. Het korte Think Of The Show – A Thespian’s Lament werd gebracht met enkel de strijkers, de piano en Jackson, intimistisch en krachtig. Jacksons bewering dat de Nederlanders doorgaans heel goed Engels verstaan én spreken werd onthaald op gelach, waarop de Brit eraan toevoegde dat de Belgen het nog béter kunnen. Clever, very clever.
Jackson had het over de vele Ieren die in de Victoriaanse tijden in Londen leefden, er zelfs geboren waren, maar zich bleven identificeren als Iers, eraan toevoegend dat dat nog steeds zo is en de magnifieke ballade Dear Old Mum – A London-Irish Lament weerklonk, ingeleid door zalige strijkers en met Jackson die een werkelijk machtige zangprestatie neerzette. Een flinke dosis melancholie en ontroering kregen we er gratis bij.
De rest van de band wandelde het podium weer op en, aangekondigd als “a song that’s got a twist to it”, werd het tragikomische Shades of Night ingezet. Wat een verhaallijn, zeg. Het refrein, meegezongen door alle bandleden, zwerft nog steeds in ons verwende gehoor rond trouwens.
“It takes all kinds – of people in the world. And some of them are chalk and some are cheese. So change your minds – and hats off if you please. Cause Monty Mundy is Maltese”, klonk het in Monty Mundy (is Maltese), een kort en ronduit feestelijk ‘hoempapa’ ambiance nummer. Jackson verduidelijkte: “He’s not a monkey but het identifies as one!”
Opgedragen aan iedereen die niet graag opstaat, en met de waarschuwing voor dat stukje horror in de song, werd dan Never So Nice In the Morning op ons losgelaten. Merkwaardige opbouw, met telkens wanneer vooruitgeblikt werd naar ‘horrors’ als school of werk geweldig dreigende strijkers en akelige stemmetjes, om dan telkens los te barsten in een vrolijk pompeus walsje. Grandioze finale ook. Gewoon geniaal!
De stofjassen brachten een fles champagne en glazen het podium op, Jackson trakteerde de muzikanten, en vergat zichzelf niet. Dolle pret dan met het vinnige The Sporting Life, deze keer opgedragen aan “al die vervelende jongens die nooit aan sport deden”. Een hilarische song, instant meezinger ook, en niet alleen die lalala-sectie. Jackson stelde alle bandleden voor en groette het publiek. Het was kwart voor tien en we zaten dus al aan het einde van de set, helaas. Band en Jackson af.
Na amper twee minuten verschenen de eerste muzikanten al terug op het podium, al snel gevolgd door de rest en door Jackson. “Een Joe Jackson-song past natuurlijk niét in een Max Champion-set, maar we vonden er een die we wat konden aanpassen naar de Champion-vibe. Je kent het misschien wel”. En Is She Really Going Out With Him (Look Sharp!, 1979) in Champion-arrangement klonk ongelooflijk mooi. De tuba had een grote plastieken bal het publiek ingeblazen, die ging lustig rond, terwijl de band ons die magisch mooi versie van die classic serveerde.
Jackson dankte het publiek nogmaals en kondigde ‘The Grande Finale’ aan en riep op tot positivisme. “Het kan altijd nog erger, hoe slecht je je ook voelt. Als ik wat te klagen had, zei mijn vader steeds: “Worst things happen at sea”. Hij zat in de zeemacht, “misschien had hij wel iets héél ergs gezien op zee”, grapte Jackson. En als laatste selectie uit het Max Champion-songboek, klonk de hymne aan de positiviteit, Worst Things Happen At Sea, machtig en statig door de zaal. En zo stuurde Max Champion/ Joe Jackson iedereen met de glimlach weer naar huis. En dat na een dubbelslag; het solo-concert met de gestripte Jackson-classics én het groteske en meer dan geslaagde Vaudeville-gebeuren, met het Max Champion-repertoire.
Joe Jackson blijft verbazen. We tellen al af naar een volgende doortocht. Benieuwd wat de goede man dan voor ons in petto heeft.