Luminous Dash BE

TEN LUMINOUS QUESTIONS : STEVEN H

Een Leven Zonder Zorgen. Het kon de titel zijn van de nieuwe Corry Konings, maar op de hoes prijkt de naam van de West-Vlaamse rapper Steven H. Levenswijsheid verpakt in aanstekelijke hiphop die zweeft tussen Brihang, ’t Hof Van Commerce en zelfs de Beastie Boys. Tijd voor de tien lumineuze vragen!

Wat betekent muziek voor je en kan je een leven inbeelden zonder muziek?
Muziek is altijd in mijn leven geweest. Mijn vroegste muzikale herinnering is dat ik als kleuter Beat It van Michael Jackson en Careless Whisper van George Michael op de radio hoor terwijl ik mijn moeder met de afwas help. In mijn lagere schooltijd luisterde ik vooral naar Radio 2, dat bij ons thuis altijd opstond, maar vanaf twaalf jaar ben ik dan cd’s beginnen kopen en ontwikkelde ik stilaan een eigen muzikale smaak. Pas vanaf zestien jaar ben ik ook zelf muziek beginnen maken, eerst als drummer en later als rapper.
Vandaag ben ik zowat constant met muziek bezig. Ik maak het, luister er voortdurend naar, ga naar concerten, maar verzamel ook platen, lees rockbiografieën en neem deel aan muziekquizzen. Ja, ik ben zo’n kerel die weet wat er op de B-kant van J’aime La Vie van Sandra Kim staat … Dus een leven zonder muziek, nee, dat kan ik me eerlijk gezegd niet inbeelden.

Wat is de eerste plaat die je in je leven kocht, en weet je nog hoe dat kwam?
Mijn eerste muziekaankoop was een cassette: Please Hammer, Don’t Hurt ‘Em van MC Hammer. Net als iedereen in die tijd vond ik U Can’t Touch This een leuk nummer en toen ik die cassette zag liggen, heb ik die gekocht van mijn zakgeld. Een intensief denkproces is daar niet aan voorafgegaan (lacht). Ook bij mijn eerste cd niet: dat was een compilatie die ik gratis gekregen heb toen ik een spaarrekening bij de bank opende. Op die cd stonden een paar goeie dingen, zoals Dream van The Pop Gun, maar bijvoorbeeld ook een nummer van Glenn Medeiros (lacht).
Vinyl trok mij in die tijd ook al aan. Mijn ouders hadden een bescheiden platenkast, maar daar zat vooral veel brol tussen, genre John Woodhouse & His Magic Accordion, Alle 13 Goed-compilaties en veel James Last. Één plaat sprong er voor mij tussenuit: Als Ik Zing van Willem Vermandere, waarschijnlijk omdat dit het enige Nederlandstalige album in hun collectie was. Het slotnummer, Voilà, c’est ça is lang mijn lievelingsnummer geweest. Eigenlijk is dat ook een soort West-Vlaamse hiphop: zijn manier van zingen lijkt erg op rap.

Welke artiest of band heeft jou op het podium het meest geïmponeerd?
Dat moet Guided By Voices geweest zijn, tijdens hun optreden van 1996 in de Vooruit in Gent. Die band is nooit echt bekend geweest, maar in die tijd werden ze wel af en toe gedraaid op Studio Brussel. Mijn vrienden en ik waren erg onder de indruk van hun platen Bee Thousand en Alien Lanes, maar na dat optreden is Guided By Voices van ons allemaal onze favoriete band aller tijden geworden. De energie tijdens dat concert was ongelooflijk. Ze speelden de ene – in onze oren toch – hit na de andere, een kleine veertig nummers op een paar uur tijd. Het was één groot meezingfeest onder gelijkgestemde zielen. Veel volk was er helaas niet, de Vooruit was nog niet half gevuld, maar ik herinner mij wel nog dat ook Tom Barman en Luc De Vos in het publiek stonden mee te genieten.

Wie heb je ooit als kind voor de spiegel staan imiteren?
Zowat iedereen die toen op de radio te horen was, vrees ik (lacht). Ik speelde ook àlle instrumenten: luchtgitaar, luchtkeyboards en luchtdrums. En daarbovenop deed ik de leadzang én de koorzang.

Welke platenhoes vind jij de meest iconische?
Pressure Drop van Robert Palmer, met die naakte vrouw op het balkon, heb ik altijd een bijzondere hoes gevonden. Het tafereel op zich is opmerkelijk, maar over de compositie en de kleuren is duidelijk goed nagedacht. Op een bepaald moment heb ik met het idee gespeeld om een eigen versie van die hoes te maken voor een van mijn platen, maar dat plan heb ik snel laten varen. Ik denk dat mocht je anno 2019 als mannelijke artiest met zo’n hoes op de proppen komen, dat je wordt neergebliksemd op sociale media en dat je enkel nog naar buiten kunt komen met een papieren zak over je hoofd.

Met welk nummer kunnen we je doen wenen?
Bonnie ‘Prince’ Billy heeft wel een aantal bleitnummers, zoals The Way, de opener van zijn plaat Master And Everyone. Enfin, echt wenen doe ik niet bij zulke muziek, maar ik kan er wel heel stil van worden. Als de tekst in het Nederlands is, kan die mij trouwens nog veel meer raken. Zo heeft Luc De Vos een aantal héél pakkende nummers geschreven. Ik denk bijvoorbeeld aan Boze Wolven of De Redder. Het is echt zwelgen in nostalgie als je die beluistert in de live-versies van Boterhammen, met een glas rode wijn in de hand.

Wat is volgens jou de meest ondergewaardeerde plaat, en welke de meest overgewaardeerde?
Guided By Voices is altijd een cultband geweest, maar vandaag is er in België nog maar een handvol mensen die hun muziek nog volgt, denk ik. Spijtig, want recente platen zoals Warp And Woof zijn zeker de moeite waard. Zijprojecten en solo-albums meegerekend is dat trouwens frontman Robert Pollard zijn 105de plaat. En ondertussen heeft hij alweer een nieuwe klaar. Die ongelooflijke output alleen al, maakt hen enorm ondergewaardeerd.
Overgewaardeerde platen en artiesten zijn er dan weer en masse. In België alleen al zijn er heel wat waarvan ik echt niet snap wat iedereen er zo goed aan vindt. Namen noem ik liever niet, maar ik denk aan zielloze rap van duizend in een dozijn of huilende en jammerende zangers die de indruk willen wekken dat ze met iets enorm ‘dieps’ bezig zijn. Dan krijgt zo’n plaat overal vier sterren en vraag ik me af of ik écht de enige ben die denkt dat de keizer geen kleren aanheeft.

Wat is jouw mooiste muzikale moment in je leven?
In de loop der jaren heb ik al in een aantal mooie zalen mogen optreden, zoals de Vooruit, de Handelsbeurs of de Stadsschouwburg in Antwerpen. Voor iemand die geen noot muziek kan lezen en het moet doen zonder manager of booker, vind ik dat toch mooie verwezenlijkingen. Daarnaast kan ik ook ontroerd worden als iemand mij komt vertellen dat mijn nummers iets speciaals voor hem of haar betekenen. Dan ben ik soms oprecht verbaasd en denk ik: ‘Verdorie, er bestaan mensen die écht naar mijn muziek luisteren!’

Als je moet optreden, wat doe je de vijf minuten daarvoor?
Ik heb altijd schrik dat er niemand komt opdagen – dat is al één keer voorgevallen, dus compleet ongegrond is die angst niet. Meestal ijsbeer ik dan wat in de backstage, check of er al wat volk is en ga veel meer dan nodig naar het toilet. Het liefst van al zou ik gewoon ergens toekomen, opstellen, soundchecken en dan direct beginnen optreden. Dat wachten op mijn beurt vind ik er meestal te veel aan.

Noem eens het meest gênante moment uit je artiestenleven!
Na een optreden in Luik nam ik eens doodmoe de trein terug naar huis. Ik zat half in te dommelen, toen er plots een groep van een dertigtal West-Vlaamse jongeren de wagon binnenkwam. Ze hadden mij herkend en begonnen uitbundig ‘Steven H! Steven H!’ te roepen, terwijl ze mij één voor één een hand kwamen geven. Daarna speelden ze keihard voor heel de wagon mijn muziek af op hun smartphones en vertelden ze een halfuur lang flauwe moppen waarvan de pointe steevast “’t Zit tegen!” luidde. Tja, op zo’n moment wenste ik heel even dat ik nummer nooit had gemaakt …

Mobiele versie afsluiten