Als een regisseur die telkens met andere acteurs een film maakt, zo gaat Anke Verslype op zoek naar de juiste muzikanten om haar composities vorm te geven. Vorig jaar bracht ze met haar collectief Aki een eerste ep uit, vrijdag verscheen de opvolger Niobe. Opnieuw staat Willem Heylen haar bij op gitaar, maar nu zijn harpiste Marjolein Vernimmen en bassist Ruben De Maesschalk erbij gekomen. Tijd om kennis te maken met Anke en te praten over de kunst van improvisatie, tranen in Japan en het voordeel van lange treinritten.
Als ik het goed begrepen heb, is Aki geen vast collectief: jij bent de spil, jij componeert en kiest de bezetting waarmee je de muziek naar buiten brengt.
Klopt! Het is nu wel zo dat ik altijd met Willem Heylen, de gitarist, heb samengewerkt. Ik denk dat hij een soort vaste waarde is. Maar het is vooral leuk dat de mogelijkheid er is om met andere mensen te kunnen samenwerken. Jazzmuzikanten hebben vaak hun kwartet of trio met hun naam erbij, het Keith Jarrett Quartet bijvoorbeeld. Ik had niet zoveel zin om mijn eigen naam te gebruiken, maar gewoon een groepsnaam die dan altijd andere mensen kan omvatten.
Ik snap het helemaal! Hoe ben je net bij deze muzikanten uitgekomen?
Ik vind het altijd heel belangrijk dat er een goede klik is om samen te spelen, maar ook op persoonlijk vlak. Op basis daarvan selecteer ik met wie we willen samenwerken. Ruben en Marjolein zijn twee fantastische mensen en ook als groep sluiten wij heel goed aan bij elkaar. Je merkt dat ook als we repeteren, de vibe voelt altijd heel natuurlijk. Er is niemand die zich moet inhouden of iets niet kan zeggen.
De harp van Marjolein is een heel opvallende toevoeging: het geeft de muziek een wonderlijke kleur die je niet vaak hoort, denk ik.
Marjolein komt vanuit de klassieke richting, die kende ik ook wel van het conservatorium, maar ook omdat we samen dezelfde studentenjob deden. Ik vond het leuk om eens met harp te werken, dat is een instrument dat me heel hard aanspreekt. Ik heb haar dan overtuigd om mee te gaan in het jazzverhaal. Voor ik begon te schrijven, heb ik nog eens gevraagd “Zie je ’t zitten?” Ik was wel heel blij dat zij toegezegd heeft, want het klopt ook echt als we samenzijn en samenspelen.
Alle nummers heb jij dan ook zelf geschreven, en toch speelt improvisatie een grote rol. Hoe leg je aan een niet-muzikant uit hoe dat in z’n werk gaat?
Als je het voor je zou zien, zou het geschreven deel echt één blaadje zijn, in sommige gevallen twee, met de melodie en het akkoordenschema erop. Al de rest gebeurt bij de improvisatie. In het nummer Over Zee komt die melodie bijvoorbeeld maar één keer voor, en die ligt dan ook echt over de improvisatie heen. Daarom vond ik het belangrijk om muzikanten te hebben die op een manier improviseren die me zelf heel hard aanspreekt.
De nummers hebben geen tekst, maar telkens wel een titel die iets lijkt te vertellen: Lang Geleden, Hoog In De Lucht, Tokyo… Hoe kom je bij die titels terecht?
Van kinds af aan heb ik altijd supergraag boeken gelezen. Veel van die nummers zijn er gekomen nadat ik in een bepaald verhaal of een bepaalde sfeer zat. De eerste lockdown was bezig, het was mooi weer, ik las veel en dan komt er veel inspiratie. Dan probeer ik die titel daar naartoe te brengen, maar ook niet te specifiek. Ik vind het ook wel fijn als ik muziek hoor of iets lees of kunst zie, dat ik daar een eigen verhaal van kan maken.
Welk boek heeft je dan zoal geïnspireerd bij het componeren?
In een periode was ik veel Haruki Murakami aan het lezen en het lied Tokyo is wel ontstaan nadat ik één van zijn boeken had gelezen.
Verstandige keuze. Norwegian Wood is één van de weinige boeken die me aan het huilen brengen.
Die schrijft ook gewoon heel mooi. Daar heb je dat ook, dat je je er van alles bij kan voorstellen. Ook dingen van jezelf.
Maar het hoeft niet altijd een boek te zijn. Onlangs heb ik een droom gehad die ik zo’n helder beeld vond dat ik dacht “Daar wil ik wel iets over schrijven.” En dan wil ik in die titel daar ook ergens naar verwijzen, maar niet te hard erop. Dat het wel nog een open sfeer heeft, dat mensen er hun eigen ding van kunnen maken.
De titel van de ep heb je misschien ook opgepikt uit een boek: Niobe is een vrouw uit de Griekse mythologie die in steen veranderde terwijl haar tranen een rivier vormden. Hoe ben je daarbij beland?
Dat was eigenlijk omdat ik toen op zoek was naar een groepsnaam en iets wou in die stijl van namen van vrouwen. Ik kwam op die naam en vond het echt een mooi verhaal. Uiteindelijk heb ik er deze ep naar vernoemd en is het toch Aki geworden als groepsnaam.
Waar komt Aki dan vandaan?
Oorspronkelijk was dat één van de eerste stukken die ik ooit had geschreven. Aki is een Japanse naam en die vond ik wel leuk klinken, kort en krachtig. Het heeft ook iets met mijn voornaam: Anke, Aki… Niet dat zoiets per se moest, maar ik vond dat wel een grappig toeval. En makkelijk te onthouden. Vaak stel je je bij groepsnamen ook de vraag “Hoe spreek je dat uit?” Ik dacht dat ik dat met Aki niet zou hebben, maar ik heb toch al mensen gehoord die vroegen “Hoe moet je dat uitspreken?”
Je kan er inderdaad ook Akí van maken.
Van mij mag iedereen het uitspreken zoals je wil, maar Áki zeg ik eigenlijk zelf.
Niobe bevat invloeden uit veel verschillende stijlen, maar jazz komt toch heel duidelijk naar voren. Je hebt dan ook jazz gestudeerd aan het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen. Hoe ben je in de jazz beland? Heb je dat met de paplepel meegekregen, of ooit een openbaring gehad?
Ik denk eerder het laatste. Mijn papa is wel een muziekfan, maar meer met rock bezig, dus jazz heb ik thuis nooit veel gehoord. Toen ik verder studeerde, ging ik op een bepaald moment naar een privéschool, de Jazzstudio in Antwerpen. Daar volgde ik de opleiding pop drum, maar daar had je natuurlijk ook een jazzafdeling, waar ik voor het eerst in aanraking kwam met mensen die jazz speelden.
Toch was het niet dat ik meteen zei “Dit is het!” Maar na twee jaar pop wou ik wel verder kijken, en toen heb ik aan wat mensen tips gevraagd. Zo ben ik gaan luisteren naar de eerste platen van Miles Davis, naar Coleman Hawkins en zeker naar Keith Jarrett. Dat opende echt mijn ogen en mijn oren. Ik zat toen vaak op de trein van Ieper naar Antwerpen en dan luisterde ik naar die platen op mijn mp3’tje. Ik kende er totaal niet veel van en toch vond ik het supermooi.
Het is geen voor de hand liggend moment om nieuwe muziek uit te brengen, zonder optredens in het vooruitzicht. Hoe kunnen wij als luisteraar jullie toch een duwtje in de rug geven?
We organiseren zelf wel een livestream op 10 april, omdat we toch iets wilden doen rond die release. De cd kopen helpt altijd, of veel streamen en onze muziek delen met anderen. Normaal bereik je meer publiek door op te treden, nu moet je het hebben van zichtbaarheid op sociale media. Maar de markt is wat verzadigd. Iedereen doet nu streaming concerten en er zijn mensen die daar fantastische dingen mee doen. Toch wou ik echt niet langer wachten om de ep uit te brengen. Als volgende stap zou ik liefst aan een album willen schrijven en voor mezelf vind ik het dan fijner dat deze ep uit is. Dan kan ik weer verder. In mijn hoofd klopt dat beter.
Nu dit de wereld in is, is er weer ruimte voor nieuwe muziek. Tot binnenkort dan!