River Into Lake is het Brusselse indiepopproject rond Boris Gronemberger, een man die de laatste 15 jaar zijn sporen verdiende in een hele resem van bands en muzikale projecten waarvan de naam Girls In Hawaii u waarschijnlijk het meest bekend in de oren zal klinken. Eigenlijk betreft het hier een nieuwe incarnatie van de band die vroeger door het leven ging onder de naam V.O. en als zodanig reeds 3 albums ter wereld bracht, maar met de nieuwe naam betreedt de groep ook een heel nieuw muzikaal universum, en dus doet het feit dat u vermoedelijk nog nooit van V.O. gehoord had hier eigenlijk weinig ter zake. Laat ons dan ook maar stellen dat Let The Beast Out het debuut is van een geheel nieuw Belgisch muzikaal ensemble dat u, om maar meteen met de deur in huis te vallen, dringend moet gaan ontdekken.
Met openingstrack The Book On Your Chest is de toon van het album meteen gezet: Op een volle, warme analoge synthlijn zet Boris een langgerekte en ietwat bevreemdend aandoende zanglijn aan die ons enigszins doet denken aan Brian Eno ten tijde van diens jaren 70 art-pop periode (denk Another Green World of Before And After Science), maar dan toch nog net dat ietsje anders. Een drumcomputer valt vervolgens aanstekelijk in en iets verder in het nummer komt een tweede analoge synth met een staccato melodielijntje op de proppen dat zich al snel muteert tot een diepe baslijn terwijl de eerste synth behoorlijk ontstemd raakt en vreemde uitschuivers begint te maken. Een gitaar valt daarop in en neemt min of meer de oorspronkelijke melodie van de tweede synth over. Na enkele ogenblikken komt ook drummer/percussionist Franck Baya het feestje vervoegen, terwijl de gitaar nu de eerste synthlijn overneemt en de synths zelf een lichtjes chaotische achtergrond van heerlijk detunede klanken vormen. Ondertussen zijn we slechts een goeie 2 minuten en 20 seconden ver en doet de vocal van Boris onverstoord alsof er geen vuiltje aan de lucht is. Tenslotte muteert de tweede synth opnieuw naar haar oorspronkelijke maar nu behoorlijk ontstemde melodietje en neemt de beheerste synth-chaos alles over. En dat alles in het tijdsbestek van een dikke 3 minuten.
Om maar te zeggen: Let The Beast Out is één van de meest ambitieuze albums die we dit jaar te horen kregen, en de productie, de sounddesign en ook de vaak verrassende arrangementen zijn ronduit indrukwekkend.
Ook op het tweede nummer Between, dat ons vaag doet denken aan School Of Seven Bells, overheersen de analoge en lichtjes ontstemde synthesizers, zoals dat trouwens op het merendeel van de tracks op het album het geval is. Op dit nummer wordt de zang verzorgd door de liefelijke stem van Aurélie Muller, die verder op het album ook de klarinet, saxofoon en vibrafoon voor haar rekening neemt, evenals de heerlijke backing vocals op Misunderstanding, Let The Beast Out, Downstairs en Fiberglass. Dat laatste geldt trouwens ook voor Ludovic Bouteligier, die tevens de trompet en synths bespeelt. Verder wordt de zeskoppige band vervolledigd door Frédéric Renaux (bass & synths) en Cédric Castus (gitaar), terwijl ook Gronemberger zelf synths en gitaar speelt.
Op titeltrack Let The Beast Out neemt een catchy gitaarriff de overhand, al is ook hier de beheerste synth-madness nooit ver te zoeken. Ook de zang van Boris is hier op zijn meest catchy, zodat deze song naar onze bescheiden mening wel eens de meeste kans zou kunnen hebben om het tot radiohitje te schoppen, en dat ondanks een duurtijd van meer dan vijf minuten en een twee minuten durende muzikale outro.
Ook Downstairs is een behoorlijk eigenzinnige maar niettemin toch ook wel aanstekelijke tune, die gepuncteerd wordt door een vrij abstract en subtiel evoluerend drumpatroon en waarin ook voor de (al dan niet gesynthetiseerde) strijkers een belangrijke rol is weggelegd.
Devil’s Hand opent vervolgens met een heus strijkkwartet om daarna te muteren tot een pompende groove die wordt voortgedreven door een ophitsende drum en een diepe bas-synth, en waarop de klankkleur en frasering van Boris ons laat horen hoe Chris Martin van Coldplay had kunnen klinken wanneer die laatste niet voor kleffe stadionpop maar wel voor een net iets avontuurlijker muzikaal pad zou hebben gekozen.
Ook Fiberglass is een sterke song, waarop deze keer een melancholische trompet wordt bovengehaald, en die ons ons qua zang weer vaag aan Chris Martin doet denken, maar dan anders en beter, u begrijpt ons wel… Afsluiter Dig Your Own Way is ten slotte een 8 minuten durend, constant evoluerend opus waarin de blaasinstrumenten opnieuw mogen schitteren en waarin de band nog eens alle eerder gebruikte elementen uit de kast haalt alvorens de song te laten wegsterven in een golvende bas-synth die uiteindelijk muteert tot uitfadende golven white noise, alsof de rivier inderdaad ten lange leste in de zee is weggevloeid.
Daarmee heeft River Into Lake een impressionant werkstuk afgeleverd dat bij ons het meest associaties oproept aan het destijds door critici fel bejubelde Under The Sun van Mark Pritchard, al moet wel gezegd zijn dat de band met dit album vooral een geheel eigen en lichtjes bevreemdend muzikaal universum heeft gecreëerd dat vooral aan zichzelf refereert. Of de groep met dit album commercieel gezien hoge ogen zal gooien durven wij niet met enige zekerheid te zeggen, maar grensverleggend en avontuurlijk is het zeker wel, en al doen de zanglijnen ons hier en daar ook wel enigszins geforceerd aan, de iets meer geavanceerde luisteraar zal dit album zeker en vast met veel plezier ontdekken. Faut le faire!
Bram Langmans