De feelgood zomerplaat van 2024 valt gewoon op de snee van de winter, is Belgisch en bevat drie muzikanten. Al bij de opening van deze eersteling spat het speelplezier er letterlijk vanaf. Met een aanstekelijke schaterlach en Jack Johnson-achtige zomerpop worden we van seconde één overtuigd, als vanzelf.
Dit debuut vertoont muzikaal heel wat overeenkomsten met laatstgenoemde artiest maar dit trio verwerkt ook roots-elementen in hun nummers. Country, rockabilly, r&r, heerlijk speels en jeugdig energiek allemaal. Vrolijk en ontwapenend met bijna alle dertien tracks fungerend als oorworm (Definitie van ontwapenend = zo dat boosheid en de neiging tot ruzie maken verdwijnen). En dat wil in de popwereld toch al iets zeggen, waar we dikwijls blij mogen zijn met drie sterke songs in een poel van voornamelijk opvullertjes. Toch is het even raar opkijken wanneer de vocale kruising van Pippi Langkous en Sandy Dillon (check haar Living In Dreams album) niet van een zangeres blijkt te zijn maar van een amper twaalfjarige (schatten we) jongen.
Als je pa dan ook nog Pascal en Deweze heet, wij moeten daar geen tekeningetje bij maken natuurlijk. Mocht er iemand toch niet goed opgelet hebben tijdens de Belpopquiz: Metal Molly, Nemo, Chitlin’ Fooks, Sukilove, Gruppo Di Pawlowski en het absoluut fantastische Mitsoobishy Jacson. Onder andere want Mijnheer Deweze is een bezige bij. Naast deze topmuzikant is er dus nog een Deweze. Op zang en gitaar plus schrijver van alle songs, vinden we zoon Nemo, ook hij is een bovengemiddeld begaafd muzikant. Vader en zoon worden geruggensteund door Pieter Van Buyten, die we kunnen horen op platen van Flip Kowlier, ABN, Sukilove en die, als we het goed hebben, meespeelde op de live-plaat van The Kids, Flabbergasted. Ook geen gewone, denken we dan.
Chicken in Memphis heeft een erg leuke, begeleidende info/release sheet over het hoe en wat van deze band en plaat maar die houden we lekker voor onszelf. We gaan het over muziek hebben en die is fenomenaal in al zijn of haar eenvoud. Een absolute sing-along, een vrolijkheids-boost waarmee we onze ietwat onnozele glimlach maar niet van onze snoet krijgen.
Meeneuriën of fluiten, wat ze zelf ook al eens doen, is the only sane thing left to do, ha! Zoiets. De pop in deze slaat vooral op de aanstekelijkheid van het album, op de kracht van herkenbaarheid. Het eerste individu dat hier niet vrolijk van wordt dan wel onverschillig de schouders ophaalt, komen wij persoonlijk een ferme muilpeer ofte djoef op het bakkes verkopen. Shit! Je had het al door, wij zijn helemaal om. Stond hier reeds halverwege de eerste luisterbeurt meteen in tal van muzieklijsten en wordt minstens eenmaal per dag aangeklikt (DIT hebben we verdomme op vinyl nodig, gisteren nog als het kan).
Wat we horen is roots light en dat bedoelen we absoluut niet verkeerd. De simpele blues toetsen van een G. Love & Special Sauce tijdens hun eerste plaat die ze hier wat vinniger en met meer rock-‘n-roll in het gat tentoon spreiden? Check. Rockabilly hints naar Wanda Jackson en band? Check! Mooie, zeemzoete country getinte popsongs uit lang vervlogen tijden (pak ‘m beet, de jaren vijftig) zoals bijvoorbeeld The Carter Family? Check! Of de zwaar onderschatte akoestische kant van iemand als Mary Lou Lord? Check, check en dubbel check! Qua muzikale opvoeding hebben ze ten huize Deweze geen klagen.
Nu we toch vergeten helden aan het opvissen zijn, wat te denken van landgenoot Bruno Deneckere? De man die we eind jaren negentig in café De Sport tijdens een doodgewone kroegentocht mochten aanschouwen. Het was hij die ons in zijn eentje betoverde met mooie akoestische liedjes, waar we, toegegeven, met onze zatte botten in verdronken maar die we weken later nog meezongen. Vanzelfsprekend zijn er heel wat muzikale verschillen maar hij doet ons toch ontzettend hard aan kipgeweer denken, of andersom.
Onze excuses, overenthousiast dwalen we weer ongeremd af maar die Bruno Deneckere, wat een onderschatte, vergeten ook muzikant. Zijn debuut uit 1998 (Beyond The Pink Flowers), toen nog onder de naam bruno, dat meer richting Bob Dylan gaat dan Johnny Cash, sloeg onze destijds punkoren met verstomming. Zo mooi en ook ogenschijnlijk simpel (geloof ons, dat is het nooit). De beste man speelt en maakt nog steeds platen/cd’s dus bestel die dan ook maar gelijk.
We horen jullie denken: “Het zal allemaal wel, Luminous Dash is omgekocht en het schrijvertje van dienst zit hier onder de gekke paddenstoelen fameus te overdrijven.” Misschien is dat zo, wie zal het zeggen maar eigenlijk is dit gewoon een bloedmooie plaat. Eentje die met gemak alle ellende van de wereld en de troubles in je hoofd eventjes naar de achterkamer van je hersenen seponeert. Met vooral liedjes over de liefde en het leven. Als muziek dát voor ons kan doen, juist ja, dan zijn we fan voor het leven. Deze oude bok is gewoon verliefd, tot over onze oren op Chicken in Memphis. En ondanks de jonge leeftijd van deze frontman is zijn Engelse uitspraak top, zijn schrijfsels heerlijk herkenbaar en het sporadische kraakje en korrel in de stem een zeer toffe bonus.
In Cheers bijvoorbeeld gaat het er in vergelijking met de rest van het album iets wilder aan toe. Meer rechttoe rechtaan, om pretoogjes van te krijgen. Een rock-‘n-roll plaat à la Mojo Nixon & The Toadliquors behoort in de toekomst misschien niet tot de opties maar het zou kunnen. Al gaat dat tekstueel gezien wel een enorme aanpassing moeten zijn. Mojo Nixon staat nu niet meteen bekend om zijn liefdevolle, hartverwarmende en opbouwende teksten over de mooie zijde van het leven, hahaha, integendeel (RIP Mojo!).
Wanneer onze koters hier het woord “popmuziek” in de mond nemen, moeten ze verplicht hun tanden kuisen en driemaal spoelen maar we gaan het voor één keer gewoon zelf doen: kipgeweer levert een mooi, grappig, ontwapenend dus en ontzettend goed in het gehoor liggende, sterke rootsy popparel af. Mond vol. Alstublieft en dankjewel chickengun!
Wel rechtstreeks van de infofiche geplukt: “PS: Vrijdag 29 november is trouwens de album presentatie, live in Novonov in Hoboken. 28 februari in Mechelen ook support van 90’s-has-beens Metal Molly. Kom af!”