Het duo JeGong doet het opnieuw, ons verrassen met een staaltje superieure postrock die er geen is omdat er te veel invloeden doorschemeren van krautrock en ambient. Dat niet alleen, het duo weet puur met synthesizers en drums een diversiteit aan klankkleuren en laagjes in elkaar te zetten dat we als het ware met ons bakkes open beluisteren.
Het eurocentje heeft, dat was ook het geval bij hun debuut I uit 2020 (ook Pelagic), misschien even nodig om helemaal mee te zijn in het overweldigende geluid van het duo. Dat hoeft zeker geen bezwaar te zijn, want de uiteindelijke beloning is des te groter.
Met heel strakke Motorik-beats die, uiteraard, in de lijn liggen van bijvoorbeeld Can, Faust en Neu! en een vindingrijkheid om die hemelse beats te omlijnen met een variatie van al dan niet in het spoor lopende toetsen, maken nummers als Come To The Center en Night Screaming Moves heel wat indruk.
Stilstaan wordt moeilijk eenmaal de ervaren rotten Dahm Majuri Cipolla (MONO, Watter) en Reto Mäder (Sum Of R, Ural Umbo) aan het grooven slaan. Vervang de synthesizers door een gitaar en JeGong en La Jungle zouden elkaars concurrenten zijn. Nu niet, want de aanpak is net even anders, ook door het andere instrument natuurlijk.
Toch zijn er gelijkenissen, want ook JeGong is niet vies van een ietwat vreemde opbouw richting het groovy geweld. Atypische klanken trekken ondanks alles iedereen mee in hun wereld tot zij, en zij alleen, het toestaan om met de ledematen te slingeren.
Nog zo’n uitschieter is KurkOM, dat wat doet denken aan Swans, een naam die niet onmiddellijk verwant is met kraut- en postrock. Dat noisy kantje van JeGong is relatief nieuw maar wordt prima ingekapseld in het groepsgeluid.
Imponeren zonder gitaargeweld deed JeGong al op I. Imponeren met synthesizergeweld doet de band op dit indrukwekkende The Complex Inbetween.