Het leven van een muziekrecensent is geweldig. Muziek leren ontdekken waarmee je anders nooit in aanraking zou komen. Neem nu bijvoorbeeld de voorlopig nog nobele onbekende Oostenrijker Johannes Fend. Hem een veelzijdig muzikant noemen is heel kort door de bocht want hij studeerde jazz en klassieke muziek. Dit verfijnde hij na zijn verhuis naar Rotterdam waar hij aan zijn ‘master in jazz bass’ binnenhaalde. Hij leerde in Groningen muzikanten en grote namen kennen uit de New Yorkse jazzscene (waaronder David Berkman en Matt Wilson). Catalin Rotaru (Groningen) en Matthew Midgley (Rotterdam) waren zijn klassieke basleraars. Het leverde hem tal van Europese tours met gerenommeerde namen uit de jazzwereld en een paar awards op, ondermeer Leiden Jazz en Erasmus Jazz.
In 2019 kwam Principles uit, een plaat waarop hij met Sebastiaan van Bavel samenwerkte, maar nu is er zijn eerste volbloed soloplaat Journey. Die wordt op 19 november boven de doopvont gehouden. Het eerste nummer hierop, Enter, is allesbepalend gebleken voor de richting die het album zou uitgaan. De inspiratie die dit nummer bij Johannes opwekte leek alsof hij een andere wereld werd ingezogen en dat had zo zijn gevolgen voor het concept en de klankkleur van de plaat. Het is een klassiek verhaal van een vertrek en een aankomst met daartussenin een hele hoop avonturen. Johannes zingt zonder woorden en dat zorgt ervoor dat zijn composities voer geven voor alle mogelijke interpretaties. Iedereen beleeft dus andere avonturen bij het beluisteren van deze Journey. Fend schreef de plaat ook met de idee dat de plaat integraal beluisterd dient te worden, in één ruk dus. Een film bekijk je in de bioscoop ook in één keer. De plaat klinkt erg cinematografisch wat schilder Vladimir Radujkov tot het artwork inspireerde.
Desondanks wilde Johannes geen improvisatieplaat maken. Hij liet zijn gedachtengang maar de vrije loop tot hij een nummer tot een echt afgewerkt idee kon laten rijpen. Zelf omschrijft hij het als cinematic bass music. Fend is een virtuoos bassist en zijn songs moeten vooral live gespeeld en beleefd worden. De songs dienden dus een live-feel uit te stralen. Opener Enter gaat meteen dreigend in de aanval en laat de contrabas de meest akelige halloweensfeer opzoeken. Een rustgevende zanglijn in Otherworld laat de gemoederen bedaren en de contrabas laat ook een logger en dieper geluid weerklinken. Dit nummer is een pak klassieker dan haar voorganger. Het zal een rode draad door de plaat blijken want hoe kan je een album zo gevarieerd laten klinken met bijna één enkel instrument als wapen?
Fascinerend hoe het nietszeggend gezang in Bumpy Road erg beklijvend en net veelzeggend lijkt. Een gejaagde contrabas zoals we die onlangs ook hoorden bij Nelle van Lili Grace doet vol heimwee terugdenken aan het Soul Coughing van een kwarteeuw geleden. Het meest jazzy nummer tot op heden. De contrabas in Challenge is opnieuw erg klassiek gebracht in samenhang met de klagerige zanglijn tot Johannes compleet loos gaat en Rodrigo Y Gabriela achterna gaat. Dit lijkt inderdaad op een klassieke benadering van een death metal song. Wat een geweldig nummer!
The Hunt is een buitenbeentje omdat hier geen contrabas maar een gewone basgitaar wordt gebruikt die een octaaf of twee hoger wordt aangeslaan en lijkt op een gewone gitaar en zelfs op een piano. Dit nummer heeft veel raakpunten met wat Thom Yorke maakte in een minder toegankelijke mood. En neen, het is geen didgeridoo die we horen in Dragon’s Cave. De resonantie die de contrabas hier veroorzaakt gaat door merg en been. Pierce The Sky verliest onze aandacht aanvankelijk tot een gejaagde Hitchcock-baslijn die weer ongenadig opeist en Johannes erg beklijvend over die bas zingt.
In A Quiet Place is er altijd ruimte voor contemplatie. Hier krijgen we een klassiek nummer te horen dat ook erg ingewikkeld klinkt. Dubbele stops worden over twee baslijnen geplooid wat een zwaar maar intens nummer oplevert. Sunset Melancholy is tenslotte het laatste nummer zonder contrabas en hier kabbelt de klassieke basgitaar sfeervol maar met steevast dreigende ondertoon. Horror danst hier met groovy, en dat is een straffe prestatie. Fend slaagt er een plaat lang in om een klassiek instrument hedendaags te doen klinken op een manier zoals we die wel eens horen bij razend interessante bands als Godspeed You! Black Emperor. Zo rijzen haren ten berge in een geweldig intens Return. De eenvoud van slotnummer Now geeft perfect weer dat het Fend niet te doen is om het etaleren van zijn technische skills maar om het vertellen van een verhaal dat opgebouwd is rond een klassiek instrument maar elke emotie haarfijn beschrijft en elke muziekliefhebber tot in de diepste vezel raakt. Na afloop van Now konden we slechts drie letters stamelen: Wow!