Tekst: Hendrik Vanhee
De nieuwe van IDLES. Explosie op de cover. Als met vijf frisgewassen snoeten schuiven de turbulente Bristollers weer aan op de rockscene. Dat eerste geluid. Zitten ze daarmee toch wel in gloednieuwe sferen? De minste IDLES-vreemde glinstering van hun postpunk, zeker weten dat her en der de messen der verdeeldheid zullen worden aangeslepen. Nochtans, het zijn zaken die er bijhoren wanneer artiesten met een zekere staat van dienst – 14 jaar zeker in hun geval – beslissen om zich uit hun bestaande hokjes weg te werken, om op zoek te gaan naar nieuwe muzikale uitdagingen. Nu, het weze met betrekking tot deze vurige nieuwe Tangk duidelijk: in de monumentale hemelen waarin IDLES nu vertoeven, groeit en landt – draaibeurt na draaibeurt, ook na een eerst de argwanende verbazing – eenzelfde zalige IDLES-euforie.
Een altijd openhartige frontman Joe Talbot, het muzikale hart van de groep, kan er nog altijd een ferm stukje op affoeteren tegen zijn Engelse regering of de barbaarse maatschappij waarvan de muren blijkbaar op instorten staan. Maar hier hebben ze – hij en gitarist Mark Bowen met name – in plaats van constant ziedend hun lyrics af te scanderen, er vooral ook de verantwoordelijke allures van het vaderschap in verweven. Ze releasen Tangk bovendien in de Valentijnsmaand.
Met een Talbot, tegenwoordig bijna op melancholie zwelgend in zijn (nieuwe) liefde en expliciete dankbaarheid. Wat ze daarvoor extra hebben hebben opgedolven zijn – lieve god! – warempel een resem één en al lieve, kwetsbare, vaak zelfs melig gezongen lovesongs, aangeboden als de pennenvruchten van hun erkentelijkheid. Maar hier gelukkig overwegend nog zo vurig en atypisch rauw gebracht dat het toch enkel maar van IDLES kan zijn. Bekijk die songtitels – Grace of Gratitude – waar Talbots stem ook heel duidelijk het stormkracht 7-gehalte van Brutalism verlaat. Al is er, neem Gift Horse, voor de brutaaltjes ook nog voldoende aan splijtende riffs, doodsmakbeats en adrenalinezang om er de koude voeten stampend mee warm te lopen.
Serieus medeverantwoordelijk voor die andere sound en de nieuwe texturen hier, is – naast ouwe, getrouwe gitarist Mark Bowen – een gedreven Nigel Godrich (Radiohead) en Kenny Beats aan de knoppen. Wat al vanaf de opener een lDLES-fijngevoelige stijl oplevert. ldea 01, het eerste ‘idea’ dat ze voor het album hadden en waarin Talbot in weemoed terugdenkt aan enkele dierbaren uit zijn geboortestreek Devon en ’the things he lost in the fire’ . Talbot, hier op zijn zachtst croonend, op de onregelmatige hartslag van de percussie en omzwermd door zacht tollende belletjes, arpeggio-pianogepingel en atmosferisch gezoem.
In de funky topper Gift Horse – de derde single – wordt vader Joe bij het aanschouwen van zijn dochter helemaal lyrisch: “My baby is beautiful. All is love and love is all”. Als ferm antiroyalist wil hij dit dan meteen ook laten ‘rijmen’ op “Fuck the king, he ain’t the king, she’s the king”. IDLES klinkt hier evenwel zo onstuimig als de Engelse Peppers in een bos vol industrial en racende gitaren. Naar verluidt luisterden ze in de aanloop hiervoor duchtig naar techno en disco (!). Hoe dan ook een heerlijke groove hier en wat een geweldige song.
Het groezelige POP POP POP dan, weer over zijn geluksroes een kind te hebben en tegelijk ook over Freudenfreude, iets wat recht tegenover wijdverbreid ‘leedvermaak zou staan, echt kunnen meegenieten van andermans geluk. Een met dreigende basstoomstoten doortrokken rapper op een grimmige beat uit de koker van Talbot. Met buitelende percussie rolt daarop Roy in. Talbot haalt voor zijn verhaal over zijn vriendin vocaal nog maar eens alles uit de kast. Fraai opgesmukt, alsjeblieft, met Motown-soulgeluiden.
De intiem meeslepende breakup-song A Gospel is een milde, bijna dankbare terugblik op een voorbije relatie, gekaderd in de rust van een simpele pianolijn en fijnbesnaarde strijkersbegeleiding.
Hoogtepunt op Tangk is de al gekende zwiepende floorfiller en eerste single Dancer, met LCD Soundsytem op de achtergrond. Bijna dierlijk samen de dansvloer op. Met Joe Talbot de nacht in, op de magie van het ritme.
Komt vervolgens de eenvoud zelve, van de tweede single Grace. Of hoe Talbot, doormijmerend op zijn intussen gekende thema’s, je op een pompend uitvloeiende bas en spaarzame percussie, toch weer aan het dansen krijgt. Op liefde en een anti-religieus en anti-royaal gevoel. “No God. No King. I said Love is the fing” (sic), dit wordt wel de leuze van Tangk.
Een rammend en schurend Hall & Oates doet opeens terugdenken aan de rockhoogdagen van The Eighties Matchbox B-line Disaster. Krachtige compositie met machtige groove over Talbot’s eerste bedwelmde vrijpartij die nadien als een Hall & Oats blijft rondfladderen in zijn hoofd. H&O, waarin de twee songwriters in hun songs als geen ander de kracht van vriendschap vertolkten. Tot je wrang constateerde hoe ze uiteindelijk met de rechtszaken tegen elkaar tot op het bot hun eigen magie sloopten. Juist voor de song kriepend halt trekt, duwt Talbot er zich nog even – als ons aller eightiescrooner Simple Minds’ Jim Kerr – nostalgisch zwalpend door.
Talbot’s knarsende Jungle lijkt zijn gevangenisdroom – een bedwelmende, stuiterende stammendans. Komt Read The Room van The Smile daar niet even opduiken, Nigel? Waarvan de riff uiteindelijk de akkoorden werden en het refrein een Caraïbische swing.
Gratitude, gewoon een geweldig dansnummer met een aanstekelijke beat over Talbot, dankbaar terugblikkend op waar hij vandaan komt. Monolith en daarmee de laatste ontplooiing van Talbots vocaal talent, met riffs en muziekflarden die als monolieten op je af komen drijven en finaal transformeren in een eenzaam treurende Morphine-sax. Gewoon een heel eenvoudige manier van IDLES om een prachtalbum als Tangk stemmig af te sluiten.
IDLES hoort tot op vandaag duidelijk thuis in het rijtje van de grote, creatieve postpunkbands die de ene belangrijke plaat na de andere bewijzen dat hun stomende genre zo springlevend blijft als zijzelf. Verkopen ze je hier dan wel niet meer als weleer de ene harde linkse na de andere meedogenloze rechtse – met het machtige, volwassen totaalgeluid dat ze nu hebben gevonden – presenteren ze zich hier als een gezwind ronddansende, durvende Mohammed Ali en wel net zo onvoorspelbaar en gedreven als voorheen. Ok, ze hebben het zichzelf niet gemakkelijk gemaakt. Maar het resultaat is er, niks bestoft. Hier kijk je aan tegen een andere groep dan vroeger, minder gruizig, vol punch, subtiliteit en details. Verrassend evenwichtig in een complex geheel van aantrekkelijke muzikale kleuren, nieuwe toetsen van hiphop, soul, techno en verfijnde elektronica. Zelfs na toevoeging daarbij van een pak teder rondwarende rode hartjes in plaats van notoire somberte, kunnen ze met behoud van hun overeind gebleven, donderende stijl er opnieuw een heel eind mee verder. Positiviteit, love and understanding dus: IDLES’ huidige wapens. En toch is het een liefdesalbum om er ook alles weer eens mee van je af te schudden, af te schreeuwen. Kunnen bijgevolg ook de fans van de bonkende albums I tot IV probleemloos op het IDLES-schip blijven. Tangk-you!
IDLES zijn:
Joe Talbot – leadzanger
Mark Bowen – gitaar, elektronica, keyboards
Lee Kiernon – rhythmgitaar
Adam Devonshire – bas
Jon Beavis – drums