Luminous Dash BE

Deep Purple – =1

Een Deep Purple in zo’n goeie doen, voorwaar, daarover zal geschreven worden. Terwijl Black Sabbath en Led Zeppelin hun inmiddels vergelende discografieën toch nog en zelfs slapend vanuit het museum blijven uitverkopen, legt die andere bepalende grondlegger van de hardrock/heavy metal zich vrolijk fluitend toe op alweer een 23ste album.

Bijna onverwacht eigenlijk en zo wordt hun laatste ook al zeer genietbaar corona-coveralbum Turning to Crime gelukkig dan toch niet hun zwanenzang. Integendeel, ook deze keer blijven ze een heel organisch tot heus kunstwerk gegroeid album afleveren, voor de vijfde keer eminent geleid en medegeschreven door ooit Pink Floyd-producer Bob Ezrin.

Wonderlijk om ze hier met een dergelijk energiek zelfs agressief geluid te zien opdagen. Een Deep Purple dat er anno 2024 in slaagt om zelfs nog een versnelling hoger te schakelen. Dit met de sinds jaren nog altijd dezelfde stabiele kern die hen in de jaren zeventig mee groot en meest succesvol maakte en die toen in het midden van hun jamsessies de grootste klassiekers zag geboren worden: Ian Gillan (78) frontman-zang, Ian Paice (76) drums en Roger Glover (78) bas. Toetsenist Don Airey (76) toont zich intussen al jaren meer dan waardig opvolger van Jon Lord. Maar vooral de recenste vervanger van snarenwizards Ritchie Blackmore en Steve Morse, de debuterende Simon Mc Bride (45) blijkt op =1 het noodzakelijke energieleverende ‘shot of blood’, het schot ook recht in de roos. Hij buigt zich veelbelovend over de Deep Purple-erfenis. Meer, hij laat zich al meer dan behoorlijk gelden en blijkt in staat om zich in de meest ingewikkelde interacties met zijn kompanen op en top purpleïaans te uiten, er iets aan toe te voegen en mee op te bouwen.

Hmm, vooreerst toch iets over die hoes. Zelfs na hun karige witte Now What?! van 2013 kon het dus blijkbaar nóg simpeler. Let wel, er zit gelukkig een heuse filosofie achter die kale, door Gillan slordig handgeschreven =1 op een wit veld: “In een wereld die almaar complexer wordt vereenvoudigt alles sowieso tot de essentie en wordt alles uiteindelijk dus toch één.” Concreet vertaald naar de band betekent zoiets dat ondanks alle complexiteiten en wissels uit het verleden Deep Purple er op het einde dan toch nog wel steeds staat, als één hechte groep. =1. Heb j’em? Mooie gedachte.

Over naar de inhoud: hoe zit het met de muziek? Dat topgitarist Steve Morse door familiale omstandigheden is weggevallen zorgt hier hoe dan ook meteen al voor een hele hap minder progrock in het Purple-aanbod. Maar het altijd als uit de duizenden herkenbare geluid van Deep Purple blijft bovendrijven, hoewel: hier weer anders gekleurd. Ze gaan op =1 wel duidelijk meer dan hun recente voorgangers – en dit heeft dus zeker met de nieuwe gitarist te maken – terug naar de sterk riffgeoriënteerde seventies-grandeur van weleer. Uiteraard landen ze daarom ook deze keer nog niet weer bij de woeste metalfurie van hun meesterwerk Deep Purple In Rock, maar dit =1 straalt vooral veel heftigheid en intensiteit uit die de familie Hardrock alle eer aandoet. Veel rond de vier minuten zwemende songs op het bord, maar alles met toch minder progressief en complex opgebouwde zanglijnen en melodieën.

Natuurlijk staat ook Don Airey’s fantastisch, zwaar vervormd keyboards- en Hammond-orgelspel erbij als een van Purple’s onmisbare pijlers, samen met die gerenommeerde oersectie met de fantastische Paice/Glover die met hun ritmische statements nog op hetzelfde hoge niveau acteren als toen. And last but not least: Gillan. Ja, dat charmant jankende keelgeluid van hem, dat coloriet in zijn stem blijft voor een bijna tachtiger toch wel verbluffend op peil. Tenminste als je van de man (al decennia) niet meer verwacht dat hij nog de hoge toppen à la Child in Time scheren zou. Gillan is ook op =1 de man van de lyrics. Het tekstschrijven verloopt bij Deep Purple al van sedert Child in Time via hem en volgens hetzelfde stramien. Eerst de louter instrumentale muziekscore met de nog in te vullen ruimtes voor de coupletten en de middenrefreinen en dan de constant meelopende Gillan die er gewoon zonder tegenspraak van de anderen zijn fantasie op loslaat en er, waar je bijzit, in slaagt om zijn weinig boodschapperige blik op de wereld in de meest gekke tekst om te zetten.

Maar hulde, hier dus van bij de aftrap een album vol nieuwe Purple-klassiekers. Als een verdacht tikkende tijdbom komt een duizelend Show Me =1 binnen. Gillan aan zet. Het eerste kenmerkend spetterend duel tussen bovenaardse keyboards van Airey en de vingerzettingen van nieuwkomer McBride die al zonder blozen een honderdmetersprintje richting Ritchie Blackmore aandurft. Wat een explosieve entree! Duidelijk, zoals die twee hier supersonisch zomaar gelijke tred houden, die zijn al veel langer op elkaar ingespeeld. Inderdaad, McBride beroerde al de snaren in Airey’s Don Airey Orchestra.

Vergeet op het zware, sinister klinkende A Bit on the Side – monsterrocker van een song – rond minuut 3:00 vooral weer je bewonderend applausje voor McBride niet. Een man, gewoon vol vertrouwen helemaal zichzelf in het verzinnen van dergelijke opmerkelijk gierende solo. En het orgel en de keyboards en niet in het minst de strakke ritmesectie van Paice en Glover, ze zitten allemaal perfect in de mix.

Hetzelfde geldt voor het vurig swingende Sharp Shooter, sterk muzikaal staaltje van het collectief. Hier schudt little Simon andermaal op grootse wijze zomaar die maffe riff uit zijn mouwen en daartussen heerst met de glimlach ook Don Airey alomtegenwoordig.

Nog meer onmiskenbare old-school Purple-flair spat er af in de opzwepende single Portable Door. Je voelt muzikaal een Black Night-deining door de aderen stuwen, vocaal zit Gillan helemaal in Mary Long-modus. Glansrol ook voor de meesterlijk zijn toetsen geselende Airey, naast de immer intens solerende McBride.

In de knetterende uptempo-rock-‘n-roller Old-Fangled Thing herinnert Gillan zowaar aan oersong Living Wreck en zoeken zijn stembanden op het einde eerbaar de hoogste regionen. Bovendien krijgen we weer een prachtig robbertje duelleren tussen Airey en McBride, waarin de instrumenten telkens in een verschroeiend tempo de stok wisselen.

In de classic Purple-ballade If I Were You dan is, na de openende gitaarsolo, nu de klasse van crooner Gillan aan de beurt. Uitmuntend soulvol gezongen en door de hele band sereen begeleid en met een gezamenlijk a capella afgerond. En wat moois voegt ook snaak McBride er nu toch weer aan toe.

Volgt de schitterende single Pictures of You. Neen, geen doublure van Pictures of Home, maar een heus melodieus exploot dat aantoont hoe je als verenigde band vol maestro’s tot pure classic rock van wereldklasse komt. Na de groove en de hooks dimt Bob Ezrin alles dan episch met een aangename, lichte Pink Floyd/Mike Oldfield-toets in de outro.

I’m Saying Nothin’, nog een groovy song hier geënt op die gekende dooddoener van Peter Sellers. Prima gezongen en opgesmukt met de nodige helse, licht fantastische toetsen- en gitaarsolo’s.

In de potige single Lazy Sod – hinten ze hier nu naar Lazy? – steekt McBride dan van wal met een knoert van een openingsriff en gaat het met de twee gitaar- en keyboardsolo’s regelrecht vooruit. Rock dus om weer duimen en vingers bij af te likken. Wat zijn de heren heerlijk op dreef.

Now You’re Talkin’ , een krachtige, krijsend rockende Gillan in een memorabele compositie vintage Deep Purple die je helemaal terug katapulteert naar de wilde jaren van Machine Head. Perfecte song.

Zonder er schatplichtig aan te zijn, start ook het rollende powernummer No Money to Burn helemaal in de sfeer van het meer dan een halve eeuw oudere Demons Eye. Keihard en om van te smullen.

Het lieflijke I’ll Catch You is dan de briljante rock-‘n-rollballad als eerbetoon aan Bron, Gillans overleden vrouw. Podium vol emotie tijdens dit hoogtepunt met Gillans hartverscheurende zang en McBride’s aanleunende, hemels inlevende gitaarsolo. “I’ll catch you in my arms…”. Kippenvel.

Uiteindelijk landt finaal, met dank aan Bob Ezrin voor de fijnzinnige afwerking, de rocktrein van Deep Purple dan toch nog in de complexiteit van de progrock met het grootse en langste Bleeding Obvious. Een glorieuze epische afsluiter zonder meer, laverend tussen woest opspelende Purple-rocklandschappen en rust brengende oasen.

Zoals al hun platen in de nieuwe eeuw is ook dit dus weer een zeer aantrekkelijk, fris, verjongd Deep Purple geworden. Maar… =1 overtreft. Onwaarschijnlijk, zonder snufjes en in stormruntempo rocken de oudjes als de beesten, jawel, ze rock-‘n-rollen op =1 rechttoe rechtaan als de besten. Met een al lang niet meer gehoorde zware groove en de om de oren vliegende riffs die nu wel komen van een ‘jongeling’ van 45. Een uitmuntende plaat kortom die, verre van gedateerd of oubollig te zijn, getuigt van de tijdloze klasse van het rockmonument Deep Purple dat nog steeds de magie heeft, dat muzikaal nieuwsgierig is en hier helemaal onwaarschijnlijk virtuoos op dreef.

Afschrijven zullen we die mannen na =1 dus zeker nog niet. In tegenstelling tot de inspiratiearmoede in lang vervlogen decennia is dit Deep Purple alive and kicking. De verstandhouding, de humor en het spelplezier zijn er, het élan is er en de muzikale ideeën borrelen weer op als in hun beste dagen. De echte fans wisten het evenwel al langer. Deep Purple is veel meer dan een ellenlang gescandeerd Smoke on the Water. Het einde van deze rockiconen nu na 56 jaar, niemand die daarop zit te wachten. Let this show go on forever.

INSTAGRAM / FACEBOOK / LINKTREE

Mobiele versie afsluiten