Een drummer is ons ontvallen. Ja, we horen jullie geeuw tot hier maar een beetje respect, alsjeblief, voor Jerry Allison. Want hij was, achttien maar al zelfzeker, de drummer van Buddy Holly and The Crickets. Sloeg ritmes aan op kartonnen dozen bij gebrek aan ezelsvellen. En hij schreef dingen de eeuwigheid in. Zoals Peggy Sue, wat eigenlijk volgens Holly Cindy Lou hoorde te heten, maar Allison leefde en beleefde toen de liefde met ene Peggy Sue – ook al begraven – en hij schreef mee aan That’ll Be the Day maar bovenal deed hij zijn sticks roffelen zonder ooit te boffen op zijn kunnen.
Buddy Holly and The Crickets: ze zagen er een beetje uit als computernerds maar omdat er anno 1957 nog geen computers waren (tenzij te zwaar om in huis te halen) gingen ze zich toeleggen op allerlei instrumentarium. Maar ze waren geen nerds, nee, ze waren Texanen. Warmbloedig volk. En ja, er werd al eens geknokt achter podia: tijdens de Engelse tournee in ’58 verloor Buddy Holly zijn boventanden tijdens weer eens bezopen geboks. Wat verholpen werd door witte kauwgom over de resterende restanten van zijn gebit te kleven.
Buddy Holly (1936-1959) was de grootste witte man van de rock-‘n-roll. Want hij schreef – soms met anderen – zijn eigen songs en die songs klinken anno nu nog steeds vitaler dan vitamine C. Hij trouwde met Maria Elena, uit Puerto Rico, wat hem zeker niet in dank afgenomen werd in zijn zuiden waar racisme de norm was. Die Maria Elena was zwanger van hun kind, the day the music died, 3 februari 1959. Een vliegtuig boorde zich de grond in. Ze verloor hun kind – miskraam, na het vernemen van het nieuws – en echtgenoot; Buddy.
Jerry Allison was daar niet bij, gelukkig maar, hij leefde nog lang en gelukkig en geldt als één der invloedrijkste drummers aller tijden. Keith Moon van The Who was fan. Zoals de miljoenen op aarde die sticks laten roffelen.