Les Nuits Botanique laat zich niet te makkelijk in hokjes stoppen, maar als we toch een etiket op de zondagavond in de Chapiteau moeten plakken dan wordt het deze van de garagerock, en dan nog van de rauwe soort. Op het appel drie bands: twee Belgische en een Amerikaanse die je gerust als één van de vaandeldragers van het genre mag beschouwen.
Zot zijn doet geen zeer en rock’n roll kan niet vetter zijn dan de smerigste frituurolie van een afgedankt frietkot. Onder dit motto maken The Glücks, voor vrienden Alek en Tina, al een tijdje de Belgische (en ook daar buiten) podia onveilig. Simpel, maar beuken. Zonder genade, zelfs niet als drumster Tina op het einde een fles water over zich heen krijgt die Alek in het wild wegschopt.
Youth On Stuff, het debuut van de twee Oostendenaars is zeker niet het album van het jaar, wel één van de leukste. En het is precies net dat wat het duo op een podium brengt. Je moet niet doen wat niet nodig is, een “merci beaucoup” als bindtekst volstaat, maar gewoon doen waarvoor de loyale fans zijn gekomen: een halfuurtje rock ’n roll.
De muziek van The Glücks hoor je normaal niet op een groot podium zoals dat van de Chapiteau, daar is hun muziek net iets te underground voor. Zondag stonden ze er wel. Ze genoten ervan, net als het publiek dat om het onmogelijke uur van half acht zich in het zweet stond te dansen.
Wallonie! (in het Frans weliswaar) Het moet zo wat het woord zijn die we in de tent tijdens La Jungle het meest hebben horen roepen, de “a-a-o-a-a”-kreten van het duo niet meegerekend. La Jungle is hot. Nog geen seconde op de radio gedraaid, maar doordat je ze zowat iedere week op één of ander podium kan zien, en daardoor een stevige mond-tot-mondreclame hebben vergaard, wil iedereen de twee uit Mons wel eens aan het werk zien.
Met La Jungle hebben de twee techneuten de gouden combinatie tussen Afrikaanse ritmes, krautrock en noise ontdekt. Een band die zichzelf niet al te serieus neemt, zeker niet al ze op het einde van de set het dolenthousiaste publiek naar de richting van het drankkraam sturen op de tonen van Wake Me Up Before You Go-Go van Wham!, en dat gebracht op een speeltuig van Casio. Zelfrelativering, maar muzikaal is het menens. Over iedere seconde is nagedacht, ieder detail plakt heerlijk vast en zorgt voor één van de meeste unieke bands uit België van dit moment. Vive la Wallonie dus, wie daar aan twijfelt sturen we richting Mat en Rémy.
Een in zwijm gevallen meisje dat naar buiten gedragen wordt door de security, het was het eerste beeld dat we zagen toen Thee Oh Sees met Plastic Plant aan hun set begon. Diezelfde veiligheidsagenten zouden de komende 90 minuten hun handen meer dan vol hebben, en het mag een wonder heten dat de houten planken van de vloer niet door zijn gebroken.
Met een zeer wisselende line-up (zanger/gitarist John Dwyer als enige blijver) bracht de band uit San Francisco achttien (!) platen op twintig jaar uit. Noeste werkers die zich zonder veel blozen als de helden van de huidige garagerockscène mogen beschouwen, en dat was er gisteren aan te zien. Wie zich gisteren in de (zeer uitgebreide) moshpit durfde te wagen, mocht zich dan ook aan de nodige beulen en blauwe plekken verwachten. Het bier spatte vrolijk in het rond, en af en toe voelde je wel eens de voet van een crowdsurfer in je nek. Een slagveld, maar eentje die perfect werd georkestreerd door de Amerikanen.
Mierenneukers, die zijn er nu eenmaal altijd in het leven, zullen fijntjes opmerken dat de muziek van Thee Oh Sess niet meer is dan telbare variaties op hetzelfde thema. Is ook zo, maar wie geen leven als azijnpisser wil, kon zich gisteren laven aan wat je gemakshalve alleen maar kan omschrijven als een perfecte rock ’n roll-show.
Met hun korte broek en blote voeten lijken de vieren nonchalant, maar schijn bedriegt. Een band (met twee drummers!) die je op geen fout kan betrappen. Strak gespeeld, vol overgave en dat op de laatste dag van een slopende toer.
Gelatinous Cub, Tidal Wave of Ticklish Warrior…ze werden allemaal gespeeld. Wie tot dan nog niet overtuigd was van het kunnen van deze Californiërs, kon dat alsnog achterhalen in de laatste song die net niet de kaap van de twintig minuten haalde. Het bracht wat de schwung uit het concert, maar wat Thee Oh Sees gisteren toonden in de Chapiteau was straf!
DIDIER BECU