Luminous Dash BE

THE WATERBOYS Antwerpen, Koningin Elisabethzaal (12/11/2019).

Dinsdagavond 12 november 2019 mocht Antwerpen de onvolprezen The Waterboys verwelkomen in de Koningin Elisabethzaal voor hun enige concert op Belgische bodem met de tournee waarop ze de nieuwe plaat Where The Action Is voorstellen. Een concert waar we, gezien de uitstekende livereputatie van Mike Scott en de zijnen, reikhalzend naar uitkeken. Ook gisteren bewezen The Waterboys een uitstekende liveband te zijn, al was het geen feilloos parcours, niet noodzakelijk de schuld van de muzikanten.

Ja, er is een ‘maar’. Doordat de eerste set danig in geluidsbrij verdronk, onthouden we vooral die uitzonderingen erop: Fischerman’s Blues en Nashville, Tennesee én de tweede set, die eigenlijk subliem was.

Door de keuze voor een ‘zittend concert’ vermoedden we al dat het een ‘unplugged doortocht’ zou worden. Niets was minder waar. Het werd wel degelijk een voornamelijk elektrisch concert, verdeeld over twee sets. In de eerste set had de band besloten om bijzonder stevig te rocken, dan staan zitjes behoorlijk in de weg natuurlijk. Het bemoeilijkt ook de ambiance en interactie met het publiek, zo bleek. Niet dat de Waterboys-frontman het niet probeerde hoor. Toen Scott London Mick, een nummer voor Mick Jones, gitarist van The Clash, inleidde, was hij stomverbaasd dat er amper reactie op kwam. “Don’t you know The Clash, then? Are you too young for that? I’m old and the fittest here”, grapte Mick. Hier en daar volgde toch een lachje. Nu was die The Clash-pastiche niet zo bijzonder, het klonk ei zo na echt als een The Clash-nummer. Goed gedaan wel.

Een groter probleem in de eerste set was het geluid dat oorverdovend hard stond, alles klonk ook scherp en schel en voor subtiliteit was er geen plaats. Een aantal instrumenten hoorden we gewoon niet. Zo zagen we toetsenist Brother Paul duchtig zijn best doen, maar we hoorden hem niet in de mix. Zowat alles, behalve de veel te luide gitaar en te schelle stem van Scott, verdronk in een wazige geluidsbrij. Zo jammer.

Pas bij Nashville, Tennesee, dan hadden we nog twee songs te gaan in de eerste set, bleek het euvel verholpen. Toen was het dan ook genieten van deze virtuoos op de Hammond! Mike vroeg hem een Booker T-achtige solo weg te geven, deed het verhaal over zijn gesprekken met Brother Paul over de eerste drie Bruce Springsteen-platen, zich realiserende dat de toetsenman eerder een Kiss-fan is. Prompt gaf de brave man een imposante Kiss-toetsensolo ten beste. Wat een feest trouwens, deze compositie. En, gelukkig konden we ook genieten van Fisherman’s Blues, een all time favoriet van ons, het enige nummer dat niet in de brij verdronk aan het begin van de eerst set. Dat Mike hierbij de akoestische gitaar hanteerde, hielp ook natuurlijk.

Was de geluidsman na de pauze van zijn doofheid of hardhorigheid verlost? Werd hij ingelicht dat de klank eigenlijk echt niet te harden was? Al deed de oorverdovende intro-muziek opnieuw het ergste vermoeden, na de pauze was het geluid zoveel beter, voller en warmer. We konden alle muzikanten zowaar duidelijk horen. Tijdens deze tweede set werd ook al eens meer naar de akoestische gitaar gegrepen. Het zou ons echt verbazen moest het de bedoeling geweest zijn om in de eerste set alle subtiliteit, op Fisherman’s Blues na dan, te versmachten, om ons vervolgens in het tweede luik alsnog te verwennen met zalvende klanken.

Na de pauze kon het genieten dus echt beginnen, met een sublieme set met een zo goed als perfect geluid. Met heerlijke nummers zoals November Tale, dat Mike Scott moederziel alleen bracht, nu ja met Brother Paul on backings dan, een geweldig Rosalind (You Married The Wrong Guy) incluis een indrukwekkend duel van keytar en gitaar. Of nog een lang uitgesponnen, overweldigend, bloedmooi en swingend. We Will Not Be Lovers -Wat een geniale gitaar groove, Mike! – en een wonderlijk minimalistisch This Is The Sea, dat de tweede set opende en zo meteen heel wat mensen geruststelde. Natuurlijk waren we ook wat blij met A Girl Called Johnny dat voor de bissen werd opgespaard. En overal die heerlijke vinnige vioolklanken van Steve Wickham. Zo jammer dat we daar niet eerder op de avond voluit konden van genieten, toch?

De hele avond door stonden de twee backing vocalistes, gehuld in prachtige gewaden, zich duchtig te amuseren en lieten ze ons meegenieten van hun aanstekelijke ‘dance moves’

“We never really were a folk band, but maybe we double some country” beweerde Scott en de bisronde werd ingezet met When Ye Go Away dat gekoppeld werd aan een levendig Dunford’s Fancy – dat vioolspel, wow! – om via A Girl Called Johnny als slotakkoord The Whole of the Moon op de zaal los te laten.

Mocht dat probleem met het geluid niet zo’n domper drukken, was er op geen van beide sets van band eigenlijk iets aan te merken. Goed, Blues for Baker, een ode aan Ginger Baker die niet meer dan een overbodige drumsolo bleek, hoefde niet zo nodig, noch het net iets te melige In My Time On Earth maar zulks bedekken we dan graag met de alom geroemde mantel der liefde. Maar waar die eerste set jammer genoeg toch meestal een redelijke inspanning was, begon het genieten met de grote G, behoudens de geschetste uitzonderingen, eigenlijk pas na de pauze. En zo zagen we dus twee Waterboys-concerten dinsdagavond: wij onthouden en koesteren vooral dat laatste.

Die tweede set smaakt naar meer. Hopelijk komen The Waterboys dra terug voor een concertavond vol ‘constante kwaliteit’. Dan mag het gerust een staand concert in pakweg De Roma, Het Depot of de AB zijn. Afgesproken, Mike?

Foto’s: (c) Tricky Troostie (daMusic)

Mobiele versie afsluiten