Tekst : Didier Becu
Foto’s: Ann Cnockaert
Het was behoorlijk druk op de Noordersingel. Samson had dan ook zijn vriendjes uitgenodigd in het Sportpaleis om wat liedjes mee te komen kwellen. Een zingende hond kan best wel een leuke huisgenoot zijn, toch kozen we liever voor een avondje Trix waar zowel Stoop Kid als Peuk, één van de Luminous Dash-lievelingen – de waarheid moet je niet verbloemen – klaar stonden om de concertzaal te verbouwen.
Diest heeft best wel een muziekscene om u tegen te zeggen. Uiteraard zijn The Scabs het meest voor de hand liggend of – kwestie van in de familie te blijven – Frankie Traandruppel. Reken daar ook maar het wondermooie Stoop Kid bij, Of het iets te maken heeft met de vriendschap is niet duidelijk, wel zit hun laatste album Mount Cope er ongetwijfeld voor veel tussen dat de band rond Jens Rubens de startlont mocht aansteken. Uitgebracht op V2 en naar alle waarschijnlijkheid één van de beste indiepopplaten die je nog niet hebt gehoord.
Jens begon met een resem hardcore- en punkbands, toch wilde hij vooral zijn innerlijke emoties uiten. Angstige gedachten die je overvallen of gewoon het feit dat je je niet op je gemak voelt. Ideaal voer voor bedroompop dus, en zo werd Stoop Kid geboren. Een slaapkamerproject dat wonderschone liedjes voortbracht en een plaatsje kregen op Gazer Tapes, samen met FONS Records en Ronny Rex Records één van de absoluut te volgen labels als mee wil zijn met het betere indiewerk van hier.
Tijdens de coronapandemie werd Jens opgemerkt door de Muziekgieterij in Maastricht en werd hij er ‘artist in residence’, waarmee hij de verdere knepen van het vak leerde. Resultaat: indie om de duimen en vingers bij af te likken, zoals we Mount Cope wel eens graag omschrijven.
Stoop Kid, vernoemd naar een tekenfilmpersonage uit de jaren 90 die de stoep van zijn thuis niet durfde verlaten, is een naam die alles zegt. Muziek voor dagdromers verpakt in heerlijke indierock die doet denken aan Kurt Vile, logischerwijze dus ook The War On Drugs en – niet omdat één van de leden er een t-shirt van droeg – zelfs wat Dire Straits. In feite niet meer dan wat namedropping om krachtig te onderstrepen dat Stoop Kid indruk maakte in de Scheldestad.
Na een jaar van intens touren – inclusief een plaatsje op Werchter – mocht Peuk de Escape Somehow-tour afsluiten met een show in de Trix. Bassist Jacky was dolgelukkig dat deze tour met een show als headliner afgesloten kon worden. Gelukkig zonder verzonnen Antwerps accent, wel volslagen onnodig om daarover nederig te zijn. Tiendubbel (en meer) dik verdiend. Het werd meermaals op onze pagina’s geschreven – en wie ons niet gelooft moet gewoon de Humo maar eens raadplegen – maar dit trio is gewoon één van de (h)eerlijkste acts van de laatste jaren waarin positieve nonchalance hand in hand gaat met intense genialiteit.
Jacky beloofde dat het een ‘specialleke’ ging worden. Deze keer werd niet voor de setlist gekozen die we reeds een paar maanden kennen, wel werd er eentje samengesteld om de die-hard fans te plezieren. Of anders gezegd, meer nummers uit hun debuut Peuk.
Eerlijk – want zo zijn we wel – is Escape Somehow van een veel hoger niveau dan hun debuut. Persoonlijker en gelaagder, maar veel te goed om zo maar te vergeten. Om de daad bij het woord te voegen werden we wakker geschud met Drunk ’n Caravan, oerpunk zoals The Slits, maar wel verpakt met catchy ritmes. Jonathan Frederix deed er bijna alles aan om zijn vellen kapot te meppen en bewees in Antwerpen een waardige opvolger te zijn voor David Schroyen. Jacky Willems is dan weer de vrolijke bufferzone van dienst om de noise-aanval in de juiste richting te sturen en natuurlijk voorop onze favoriete scream queen Nele Janssen die haar microfoon net niet kapot schreeuwde.
Meteen werd overgeschakeld naar Bokkenpaleis, zeg maar een ode aan de tankstations langs de autostrade waar je naast te dure snoep ook drankjes in blik kan kopen. Good Old Ways, zoals altijd perfect gespeeld en – we zegden dit eerder – het beste nummer dat Kim Deal nooit schreef, wel neergepend door een jonge vrouw uit Opglabbeek. “Biting teeth off. Climbing, fall off. Feeling cut off”; omdat we er toch over bezig zijn: een eerbetoon aan leven zoals je zelf wil, ook al is het een parcours van ups en downs.
Nadien volgden nog een paar songs uit Escape Somehow zoals If So met die typische intrigerende bas, het fantastische Lebanon of het breekbare Break Table. Wereldnummers waarmee la Janssen toont dat ze één van de strafste songschrijvers is van dit land. Geboren radiohits. Nu nog die dj’s wakker schudden.
Niet alleen wilde Peuk tonen dat ze voor een moshpit kunnen zorgen – doen songs als Manipulated Rats of Incovenient sowieso – maar ook dat ze meer willen doen dan zo wat rammen. Het was dan ook verdomd moeilijk om de ogen droog te houden tijdens Faceless In Voodoo. Nele meer integer dan ooit – bijna als haar soloproject Head On Stone – maar dan zonder de piano. Wel met haar onafscheidelijke gitaar. Een performance om nooit meer te vergeten die door merg en been ging.
Ook Caveperson passeerde de revue, meermaals door Jacky omschreven als de Smells Like Teen Spirit van Peuk. En of dit werkt! Nadien werd nog wat meer gemosht bij Rudy, bijna vergeten door Jacky. Een meezinger vol nijd.
Het concert werd afgesloten met Erase Me. Ingezet door enkel Nele op het podium – straf! – en later vervoegd door Jonathan en Jacky om zo los te barsten tot iets wat iedereen weleens denkt, maar nooit durft te zeggen. Een kilometer verder zong een pluchen bobtail wellicht iets over ochtendgymnastiek en disco, wij waren in ieder geval tevreden met deze gitzwarte strooisels over onze tedere ziel. Peuk, not just a band, it’s a lifestyle.
“Grab your smiley face. Put on a real fake face. Let them know you’re not around.” (Nele Janssen)