Tekst & uitleg: Mark Van Mullem
Beelden: Hannelore Dieleman
Rock and roll ain’t dead, it just smells funny! Can’t get nothing done? Oh, toch wel, en “wie zegt dat ge gene punk kunt spelen op een akoestische gitaar?” Op een druilerige zondagnamiddag in februari bracht Guy Swinnen, bijgestaan door Yves Verthongen held op gitaar en mandoline, ons terug naar de tropische zomer van 1990, met Royalty In Exile (april, 1990) als ideale soundtrack. Maar Swinnen en Verthongen citeerden ook uit ouder werk van The Scabs én werk van Swinnen van na de jaren negentig. Op net iets meer dan een dik uur trakteerde het duo ons op een een fraaie set akoestische rock-‘n-roll, country rock en jawel dé onvolprezen Scabs-punkclassic.
StuBru zond het voorbije weekend, van 16 tot en met 18 februari uit vanuit De Casino in Sint-Niklaas in het kader van De Tijdloze Jaren ’90. Daarin paste zondagavond ook een doortocht van Dog Eat Dog, én zondagmiddag een optreden van Guy Swinnen, in een mum van tijd uitverkocht. Hoe kan het ook anders voor een show van een der grootse (mede-)auteurs van menig Belpop-klassieker, en niet alleen uit de jaren ’90. Swinnen hield zich dan ook niet strikt aan het Jaren ’90-thema, en wist er dan altijd wel een goeie draai aan te geven zodat het toch paste in het concept.
Klokslag 15 uur wandelden Yves Verthongen (gitaren en mandoline) en Guy Swinnen (zang en gitaren) het podium op. “Amai, jullie zitten allemaal?” klonk het gespeeld verbaasd uit Swinnens mond, “we gaan beginnen met een liedje dat niét uit de jaren negentig is. Eentje over een mislukte zomer!”
Wanneer Can’t Get Nothing Done ons meteen een krop in de keel bezorgde en een stomp in onze maag, met Swinnens doorleefde zang met als bonus de knappe falset aan het einde van de song, gedragen door prachtig gitaarspel van Swinnen en Verthongen, wisten we het al: dit is een middag om in te kaderen.
Alsof bevestiging nog nodig was, besloot de rocker ons te verwennen met een bijzonder pakkende versie van Stay (Rockery, 1986), “ook niet uit de jaren negentig, maar wél van The Scabs!”, aldus Swinnen. Machtig hoe Verthongen het bas-loopje uit de originele versie op gitaar speelde. Sublieme versie!
“We gaan er eentje doen uit Dreaming For Days (2015, Guy Swinnen), een plaat met eigen nummers én interpretaties van liedjes uit Liefde Voor Muziek. Nee, we gaan niet dat lied van Christoff brengen, het is zondag hé”. Lachers op Guy’s hand en we werden getrakteerd op een fraai en beklijvend No One Can Make It All Alone, met de pakkende tekst, ons flink bij het nekvel nemend.
Dan besloot het duo dat het tijd was om te rocken. “Dit is ook niet uit de jaren negentig, maar het had wél gekund”, en uit Rock Ain’t Dead It Just Smells Funny (Guy Swinnen Band, 2022) kregen we Let’s Leave Town, een sterke song die, zo verzekerde Swinnen het publiek, niet over Sint-Niklaas ging, maar eerder over Diest. De zinsnede “This town is dead at night” had daar vast wat mee te maken. En hoe mooi, haast Bowie’esque is die andere teksflard: “Let’s be like rebels without a cause and never grow old”. Toch?
En dan was het tijd voor deemoedige/weemoedige country, het duo smeet zich op de Amerikaanse folk traditional Wayfaring Stranger. “We benaderen de Johnny Cash-vesie, én die is van de jaren negentig”, grapte Swinnen. De sublieme vertolking, kwam in de buurt van de Cash-interpretatie inderdaad. Verthongen toverde prachtige klanken uit diens mandoline.
“Den deze is wél uit de jaren negentig, en ge moogt allemaal meezingen”. Dat was maar een woord: de perfecte popsong Don’t You Know klonk uit alle aanwezige kelen die zondagnamiddag. Indrukwekkend hoe Verthongen de gitaarsolo van Willy Willy op mandoline wist te evoceren.
De nineties- en Scabstrein was vertrokken nu. “This one is about drugs”, riep ik altijd bij de The Scabs-shows, en eigenlijk is het een nummer tégen drugs”, bekende Swinnen. En een werkelijk weelderig wervelend Medicine Man, klonk door de zaal, in alle akoestische pracht en met grote kracht. Dat het rockte, jongens! Het blijft dan ook een dijk van een song uit de Exile On Mainstreet van The Scabs, genaamd Royalty In Exile.
“We zaten een beetje in de knoop met de setlist, we hebben maar een dik uurtje. Zouden we nu Crystal Eyes (Skintight, 1988) of Barkeep doen”, vroeg Swinnen aan het publiek. Een meerderheid riep Barkeep, al had hij daar allicht zélf al toe beslist, “… en dat is van de jaren negentig”. Ook met mondharmonica, twee gitaren en Guy’s stem, een machtig mooi nummer natuurlijk.
En zo bleven we bij het Royalty In Exile-album. Swinnen en Verthongen zetten zich stoer recht, een dreigende riff volgde en jawel een bijzonder potig Time werd ingezet. Zalig hoe het vuurwerk ervanaf spatte. Of er werd meegezongen? Wij en onze buren alleszins!
Na het geweld van Time, zei Swinnen even te moeten rusten, “ik ga den Yves wat laten spelen”, en Swinnen vertelde hoe Verthongen een ode aan Willy Willy had geschreven, waarvan Willy de demo nog gehoord én goedgekeurd had. En toen A Guy So Nice weerklonk, pinkte menig Scabs-fan een traantje weg. Een erg mooi eerbetoon aan ’the guy so nice, they named him twice’. Amai. Verthongen is dan misschien een beter gitarist dan zanger, pakkend was het absoluut. Slik!
Van bij de eerste noot van Nothing On My Radio (Jumping The Tracks, 1991) ging het spreekwoordelijke dak van De Casino eraf. Akoestische gitaarmuurtjes en power, het klonk ook een beetje Crazy Horse-gewijs zompig en de zaal was het welwillend meerstemmige koor. Dat scenario zou, of wat had je verwacht, fijntjes overgedaan worden met een ronduit fabuleus feestelijk Robbin’ The Liquor Store, swingend als een tiet, quoi! Eerst nog voorafgegaan door een behoorlijk pakkend en fantastisch Hard Times (Royalty In Exile, 1990).
We hadden al angstvallig naar het uur gekeken, stiekem hopend dat Swinnen en Verthongen de tijd toch uit het oog zouden verliezen. Rock-‘n-roll, weet je wel… Maar toch werd het laatste nummer aangekondigd.
“Daarnet ging het nog over een slechte man”, doelend op Hard Times, “nu hebben we het over slechte vrouwen” verkondigde Swinnen en dan had hij het ongetwijfeld over de lotgevallen van de Solitary Man, en zijn Melinda en Sue en al die andere vrouwen die maar niet wilden blijven.
Al hadden we Neil Young verwacht, het was dus Neil Diamond die de set haalde voor het officiële slotakkoord; met een geweldig akoestisch ronkende en rockende vertolking van diens Solitary Man (jawel, ook ooit door Johnny Cash gebracht). “Met Yves Verthongen on the evil guitar”, om het met Guy Swinnen te zeggen.
Een buiging. En nog eentje, het was klokslag 16 uur, Swinnen en Verthongen af. Het applaus hield aan en het duo werd snel overtuigd om toch eventjes over de curfew te gaan. Yes!
“Er zijn mensen die beweren dat ge gene punk kunt spelen op een akoestische gitaar, ze dwalen”, riep Swinnen door de zaal. Oh, zou het? Jawel, Matchbox Car (Here’s To You Gang, 1983) werd ingezet. Vertonghen flink van jetje gevend op de akoestische gitaar, Swinnen zingend, roepend, declamerend en briesend. Wat een geweldige finale!
Toen was het helaas écht gedaan. Nog even nagepraat met een aantal mede-concertgangers, de legendarische concertaffiches van Kris Verleyen bewonderd beneden, en nog “a drink to rock ’n roll, to male and female and to the Guy so nice they named him twice”. Cheers, Willy Willy!
Het concertjaar is nog pril. Nu al uitspraken doen over hét concert of een van dé concerten van het jaar is nog veel te vroeg. En toch.
Dat het genieten was. Bedankt, Guy en Yves.