Het Museum van de Botanique werd één avond lang omgetoverd in een IJslands sprookjesbos voor de komst van Hist Og en hoofdact Múm. Het woord ‘múm’ zelf heeft eigenlijk geen betekenis maar dat maken ze ruimschoots goed door heldere bedwelmende nummers te schrijven. 28 jaar zijn de IJslanders al bezig en we keren hieronder zo meteen terug in de tijd om het één en ander te kaderen, maar ook het voorprogramma had iets met geschiedenis zo bleek.

De bandnaam Hist Og is namelijk IJslands voor ‘geschiedenis’. We weten vandaag nog niet welke filosofie hier achter schuilgaat. Eiríkur Orri Ólafsson was met zijn trompet en effectentreintje de muzikale spil. Róberta Andersen was met bas en gitaar in de weer en Magnús Trygvason Eliassen bekommerde zich om het slagwerk.
Hist Og had met strelende drums en schaarse gitaarplukjes een rustgevend geluid in petto dat door de prominente trompet van Ólafsson een heel doorslaggevend jazzgevoel op dinsdag opleverde. De band speelde louter instrumentaal en het trompetgeschal werd slecht één keer onderbroken voor een droge melding dat er nog twee nummers volgden.
Geen lawine aan door TikTok opgewonden jongeren te bespeuren uiteraard maar wel een fijne selectie gelouterde ‘Duystere’ types van allerlei pluimage. Rond het kwartier ging het podiumgepingel een tijdlang nergens heen alsof er even een zekering mankeerde. Het was opnieuw de trompet die het voortouw nam en de gitaar aan het dansen kreeg. Geluiden uit een backing track voerden ons in het slot naar een tropisch regenwoud waar veel tekenen van leven te noteren vielen. Om een concertganger naast ons in het sappig Gents te citeren: “Dit concert was best ‘hist ig’”.
In een donker bos doemden rond de klok van negen zes schaduwen op. We schrijven 1997 toen Gunnar Örn Tynes en Örvar Þóreyjarson Smárason de band Múm oprichtten en een tweeling wist te strikken om de gelederen te versterken en aan hun typisch tot de verbeelding sprekend geluid te sleutelen. Gyða en Kristín Anna Valtýsdóttir waren nog tieners. Gyða stapte omwille van haar studies uit de band na de release van de tweede plaat Finally We Are No One. In 2006 stapte ook zus Kristín uit Múm. Een leuk weetje is dat beide zussen de cover sierden in 2000 van de straffe Fold Your Hands Child, You Walk Like A Peasant van Belle & Sebastian.
De zussen werden jarenlang door een wisselend collectief aan muzikanten vervangen waaronder ronkende namen als Ólöf Arnalds, Eiríkur Orri Ólafsson (van jawel Hist Og) en Hildur Guðnadóttir. Die zijn er niet meer bij, percussionist Samuli Kosminen en multi-instrumentalist en zangeres Sigurlaug Gísladóttir waren er wel nog bij in de Botanique. Deze laatste laat zich Mr. Silla noemen en speelde gitaar, bas en melodica. Haar gitaarkabel liet het serieus afweten waardoor ze in de beginfase in haar inheems IJslandse outfit nogal in de kijker liep. Ze foeterde in het IJslands terwijl Smárason rustig in het Engels commentaar leverde en kabels met palingen vergeleek. We vergeten nog bijna de stille gitaarkracht in de achtergrond, ene Róberta Andersen. Zij had er met haar dubbel concert dus een stevige avond op zitten met zowat 2,5 uur muziek op de teller.
De centrale figuur op het podium is een oude bekende voor de twee oprichters. In 2013 bracht Múm haar zesde album, Smilewound, uit en dat werd gevierd met de terugkeer van Gyða Valtýsdóttir op zang en cello. We zijn 12 jaar later en album 7, History Of Silence, kwam onze herfst opvrolijken. Smárason vertelde dat hoofdzakelijk uit deze plaat geplukt zou worden, hun rustigste plaat ooit die daarom ook bewust het woord stilte in de titel draagt. Múm is muzikaal overigens een bijzonder unieke band die een enorme waaier aan stijlen vervormt tot een sprookjesachtig geluid. Denk aan folktronica, art pop, ambient, shoegaze en postrock. Naast de bliepjes uit de toverdoos van Tynes viel vooral de cello van Valtýsdóttir op. Uiteraard gold dat ook voor de beeldige elfjesjurk waarin de celliste alternerend in het schemerdonker en het spotlicht stond te musiceren.
De melodica bij zowel Smárason als Mr. Silla waren eigenlijk alleen in het begin actief. Mild At Heart vormde hierop een uitzondering in de beginfase en dreef op een heerlijke melodie en de prachtige samenzang tussen Silla en Gyða. Het 21 jaar oude Weepin Rock, Rock liet de postrock tijdelijk Mogwaiaans bovendrijven. Het was een constant gegeven tijdens dit tegen de 2 uur aanschurkend optreden dat elk nummer anders klonk maar dat steeds dezelfde troostende en behaaglijk aanvoelende ankerpunten in het geluid van de band de bovenhand namen. Smárason grapte dat de band méér dan 4 maar wel minder dan 27 nummers zou spelen. Bijzonder straf was de verstilde pracht van I Like To Shake, smachtend op zijn Sparklehorses gezongen.
In The Ghosts You Draw On My Back was de cello omnipresent en hoewel de band ooit begon met Yesterday Was Dramatic, Today Is OK was het dramatische geluid méér dan oké. Geen Ballad Of The Broken Birdie Records op de setlist maar dat deerde niemand. We kregen immers het heerlijke Kill The Light in ruil. Typische Sigur Rós klanken ten tijde van Ágætis byrjun vormden een absoluut nieuw hoogtepunt. Deze band niet citeren tijdens een IJslands optreden is bijna heiligschennis. ‘Speldvallende’ schoonheid ten top gedreven zei iemand uit onze entourage.
Avignon was een nieuwe parel aan het firmament diep in de finale. Smárason zong ingetogen mee met zijn vuurliniegenotes en dat gaf een magisch moment, alweer. Roffelende percussie en statische harmonieën leverden een nieuw sprookje in het prachtige verhaal op dat Múm aan het schrijven was. Dat uitdovend gitaartje op het einde was mooier dan mooi ooit was.
In de finale waren we getuige van een uitwisselingsproject van instrumenten. Met Valtýsdóttir en Smárason op de keys en Tynes op gitaar of Andersen op bas en Valtýsdóttir op gitaar kregen we alle soorten combinaties. Enkel de drummer bleef op post. Van Finally We Are No One, een archetypische Múm-parel uit 2002 en de tijdelijk laatste plaat indertijd waaraan Gyða actief deelnam, kwamen nog klassiekers langs als Green Green Grass Of Tunnel en afsluiter We Have A Map Of The Piano. Het ingetogen maar intens samenspel en de wonderbaarlijke harmonieën waren paradijselijk mooi en de band greep echt wel haar ‘múmentum’. Of hoe zacht gespeelde muzikale kunststukjes toch oorverdovend mooi kunnen klinken.