Dundalk, de hoofdstad van de Ierse provinicie County Louth, kennen we allemaal van The Corrs of course… De stad ligt pal tussen Dublin en Belfast in en vormt tevens de thuishaven van een vooralsnog minder commercieel scorend maar 38 keer interessanter groepje dat luistert naar de bizarre naam Just Mustard. Dit Ierse kwintet stond gisteravond van jetje te geven in de hopeloos uitverkochte Witloof Bar van onze favoriete Botanique. En of we dit niet wilden missen! Just Mustard kwam hun album Heart Under voorstellen dat in de lente boven de doopvont gehouden werd, vier jaar na de eerstgeborene, Wednesday. We hebben het opgezocht en jawel hoor, die plaat kwam uit op een woensdag! En dat zou naar verluidt verre van evident zijn in platenmilieus.
Zangeres Katie Ball laat zich omringen door gitaristen Mete Kalyon en David Noonan, door bassist Rob Clarke en drummer Shane Maguire. De sound van de band slingert ons terug naar de koude jaren ’80 en mengt een stevige portie The Cure met het verfijnd tegendraadse van Blonde Redhead en het bedwelmend repetitieve van The Cranes. Over The Cure gesproken, het zal dus geen toeval zijn dat Robert Smith de band in 2019 uitnodigde als voorprogramma, samen met Ride en het onvermijdelijke The Twilight Sad. Ook Fontaines D.C. nam hen al op sleeptouw. Even leefde de vrees in onze hoofden dat de nieuwe plaat makker zou klinken dan de eersteling, maar gelukkig trapten ze niet in de shoegaze-val en werd meer opgeschoven richting het obscure van Self-Non-Self van The Cranes. De nieuwe songs klinken hierdoor complexer en Katie klinkt nu echt wel steeds meer als de reïncarnatie van de onsterfelijke (en nog steeds in blakende gezondheid verkerende) Alison Shaw. Als zware fan van Shaw doet dit eerder deugd dan dat het ongemakkelijk aanvoelt. De blonde coupe van toen heeft bij Katie ondertussen ook plaatsgemaakt voor een zwart ‘carréke’.
Katie kwam het podium op en we dachten onwillekeurig terug aan de zus van Robert Smith die in een geplooid kostschooljurkje de trap opliep in de videoclip van Charlotte Sometimes. Katie droeg een t-shirt met het opschrift ‘Musea Vaticani’, voegde daar laarsjes aan toe en nestelde zich rond haar microstatief. Een plek die ze niet meer prijsgaf. Ze zocht vaak oogcontact met David Noonan die de stuwende kracht van de nummers bleek te zijn en leek op een iets kleinere versie van Thurston Moore. En dat was nog vóór hij zotte dingen deed met zijn snaren en effectenpedalen. 23 opende net als op plaat de debatten en Mete Kalyon ging zijn gitaar al te lijf met een vioolstrijkstok.
De setlist was ook volledig gericht op Heart Under. De donkere maar erg zuivere en complexe sound van de plaat kwam meteen tot uiting. Nummers als Seven en Pigs teerden nog steeds op het volle ‘woensdaggeluid’ maar ook hier maakten ze brandhout van de traditionele shoegaze uit het mistige boek van My Bloody Valentine. Het waren in de beginfase vooral nieuwe nummers als een geweldig I Am You en In Shade die imponeerden met de hoge moeilijkheidsgraad van uitvoering en de knotsgekke effecten op de gitaren. Mirrors kon op veel herkenningsapplaus rekenen maar een hoogtepunt waren de twee songs vóór en ná deze single, Early en Sore. Katie kon helemaal de show stelen als Shaw (the show shaw redemption als het ware) want de link met de ‘early Cranes’ verstoppen was gewoon ondenkbaar. Laat dit nu net een uitgestippeld parcours zijn dat hun klank onvoorspelbaar en gevarieerd maakt.
Ouder werk als Frank en October – tja als dit deze maand niet gespeeld wordt wanneer dan wel – hadden meer die andere donkere Depeche Mode/Ultra vibe die bij een fenomenaal Blue Chalk volledig het ruime sop van de overstuurde gitaren en kille hoge stem verkoos. Noonan liet zijn gitaar liggen en was nonstop aan het dirigeren met beide handen aan zijn effectenbord gekluisterd. Niet toevallig de term ‘ruime sop’ gekozen want de band wilde in 2018 klinken alsof je als luisteraar ver van de actie stond en alles wat wazig bleef. Pure shoegazetheorie dus. Het doel op Heart Under is om als luisteraar mee op het podium te staan en alle klanken zuiver en luid geïnjecteerd te krijgen. Veel nummers zijn aan een waterachtig blauw perspectief ontsproten. Zoals we in een interview lazen: “We would imagine rivers and bodies of water.” Blue Chalk dus. Denk aan opnames onder water op zoek naar overlevenden van een scheepsramp en je komt in de buurt. Halverwege raasde het nummer als een orka(aan) doorheen de set.
Still was op het eind het tegenovergestelde van stil want onze oren waren even niet bestand tegen een snelkookpan met fluittoon. Het is wel zo dat we vlak vóór Noonan stonden en hij het geluid stuurde. Die geluidsbrij kwam bij ons wellicht penetranter binnen dan bij de concertgangers aan de rechterkant. Dit gaf het geheel een extra dimensie. Het op plaat al erg straffe Seed sloot de set na 75 overheerlijke minuten op grootse wijze af tegen een achtergrond van stroboscopisch licht en een ondoordringbare maar waterdoorlatende muur van distortion.
Just Mustard speelde in haar genre het beste optreden dat we ooit zagen en maakte vooral sier met de zuivere complexe klank en de perfect genietbare ‘kinderstemmige’ zangstijl van Katie Ball. Een uitverkochte witloofbar was gaar gekookt en de mosterd was klaar om in productie te gaan. Best wel frappant welke negatieve connotatie mosterd heeft in spreekwoorden. We konden echter niemand door de mosterd halen en de mosterd kwam niet na de maaltijd. ‘It was just mustard but it was a slice of heaven.’