Tekst: Pascal De Schacht
Foto: Johan Vanparys
De vier doorwinterde bluesmuzikanten van Canned Blues trapten de avond af met het instrumentale Luke’s Juke, waarmee de sfeer meteen goed gezet werd. Percussionist Olivier nam vervolgens de lead in Help Me, enkel begeleid door snare en cajón. Meer had hij niet nodig om een strakke en snedige sound neer te zetten.

Met het derde nummer, The Booze Blues, werd een herkenbaar verhaal verteld: de ochtend na een nacht stevig stappen. Een nummer dat je alleen kunt schrijven als je het zelf hebt meegemaakt. Het publiek werd uitgenodigd om mee te zingen met het refrein The Booze Blues Baby, wat de interactie alleen maar levendiger maakte.
Tussendoor brachten Yves, Eric, Luc en Olivier ook hulde aan hun helden. Zo kreeg Rock Me Baby van B.B. King een eigen, frisse uitvoering, met de mondharmonica in een glansrol. Ook bij No Blues viel de mondharmonica op, dit keer als een warm deken over de trage, slepende blues.
Dat drank en vrouwen vaak centraal staan in blues, konden we horen tijdens Whiskey Drinking Woman, een song waarin beide thema’s samenkwamen. Het nummer begon met een indrukwekkende gitaarsolo, terwijl Olivier opnieuw toonde welk vol geluid je kunt creëren met enkel cajón en snare.
Nobody Loves You werd ingeleid door het heldere gefluit van Luc en klonk meer als een bluespopdeuntje, al werd dit ruimschoots goedgemaakt door een sterke gitaarsolo. Tijdens hun cover van Little Red Rooster trok Luc de zaal in, zodat ook de achterste rijen van dichtbij zijn virtuoze mondharmonicaspel konden meemaken.
Bij Everyday I Have The Blues was het publiek voldoende opgewarmd om een dansje te placeren. Daarna verraste de band met Don’t Cry, een jazzy uitstapje buiten hun vertrouwde stijl, gevolgd door het funky Deceive Me.
De set werd afgesloten met Room To Move, een klassieker van John Mayall.
De band speelde strak, met hoorbaar plezier en vakmanschap. Hun optreden liet zien dat ze absoluut verdienen om voor een groter publiek te spelen.