Nadat we door de winderige jungle van Brussel bijna het hoogste punt van de stad hadden bereikt, werden we beloond door de pracht van de museumzaal van de Botanique. Opgesmukt met elegante schmink die perfect samenvloeide met het kunstlicht kon Cassandra Jenkins stralen, en dat bijna even hard als de blingbling-broche en de ketting rond haar hals. Haar tengere lijf was bedekt met een oversized sweater en een broek met bloemenmotief waarmee onze grootmoeder vroeger de plantjes water ging geven op zondag. Het touren vraagt veel van bands, en de verveling durft al eens toe te slaan.
Jenkins en the gang houden daarom nerdy tradities in ere om de sleur wat leutig te houden. Zoals het zoeken naar namen van dierenwinkels in de landen waar ze neer strijken, of de zoektocht naar originele magneten om hun ijskast mee op te smukken. Ook beoefenen ze het ambacht van het uitnodigen van fictieve en/of dode personages tijdens hun live optredens. Zo was daags voordien de Franse schrijver Proust uitgenodigd, en mag haar overleden poes frequent ook mee op tournee. Die uitnodiging om iemand uit te nodigen zal stiekem in enkele hoofden gewerkt hebben, wij hebben in ieder geval geen vage schimmen zien rondvliegen in de zaal. Mocht het zo zijn, had het de ticketverkoop zeker niet gestimuleerd.
De nummers werden mooi aan elkaar gebreeën door herwerkte versies van interlude Shatner’s Theme, dat desolate soundscapes liet horen. Toch was het zonde van de artificiële geluiden die dikwijls veel te nadrukkelijk boven de instrumentatie uit kwamen. Aan goede wil ontbrak het de band niet, maar tegen een flaterende geluidsmix en technisch geknetter viel weinig te beginnen, en wanneer de basversterker buiten de wil van bassist Jack Seaton een eigen einde breidde aan Only One, was er de innemende en goedlachse frontvrouw om de focus af te leiden.
“We’re a deep bass band, I wonder what that will mean for my next album. My mother is a bass player. She must be here, it’s sign”
Chill dat ze was lachte Cassandra de problemen weg en maakte daarvan gebruik om een verbale verbintenis met ons aan te gaan. De groene broek, waarvan sprake, was een verwijzing naar een prille droom om in een bloemenwinkeltje te werken, al dan niet met overladen bloemstukken en dubbelzinnige badeendjes.
Ondanks het feit dat de set herhaaldelijk onderbroken en geteisterd werd door technische mankementen, hoorden we een mooi onderhouden en poëtische set. Een heerlijk rockende Clams Casino, een aardig overtuigende Petco, het in herhaling blijven stekende Hard Drive, of de momenten wanneer ze haar gitaar op het statief liet staan en met een Dana Winner-pose zoetgevooisde woorden de micro in zong. Niet alle wijzers stonden in dezelfde richting en het zorgde voor net geen volledig overtuigende lofzang, al waren wij desalniettemin heel blij dat ze ons in haar armen sloot!
Cassandra Jenkins was hier graag, en liet zich zonder argwaan bedienen door een ad interim flessenopener. Geven en nemen is een wisselwerking waar we deze avond al zeker niet over twijfelden. Zo kregen we als toegift het in Abbey Road opgenomen American Spirits, vooralsnog niet op plaat verschenen. Voor dit smakelijke dessert had ze de ritmesectie achtergelaten voor een intieme duo-interpretatie van wat het laatste wapenfeit van de avond zou worden.
“One, two, three
All those little pieces
One, two, three
We’re gonna put ‘em back together now
Are you ready?”
De puzzelstukjes vielen niet altijd juist in mekaar, maar mevrouw Jenkins deed haar best en heeft ons lichtelijk gebracht wat voor ons een minimum aan pracht was. “It was fine”
Setlist: Devotion – Aurora – Michelangelo – Omakase – Delphinium – Petco – Clams Casino – Ambiguous Nor – Only One – Crosshairs – Hard Drive – American Spirit (encore)