Luminous Dash BE

WOLF ALICE: “Muziek kan je perceptie van de wereld of jezelf veranderen”

Meer dan twee jaar nadat ze er hun album Blue Weekend opnamen, streek Wolf Alice opnieuw neer in Brussel. Niet om nieuwe muziek te maken deze keer, maar om op te treden in een uitverkochte La Madeleine. Wij troffen zangeres Ellie Rowsell en bassist Theo Ellis op voorhand backstage voor een handvol vragen. Bij een knapperige augurk, Ellies favoriete tussendoortje. 

Ellie Rowsell in augustus op Hear Hear © Hans Vermeulen

Welkom terug in de stad waar jullie je album opnamen. Of all the gin joints in all the towns in all the world, waarom net hier? 
Ellie: Onze tweede ep hadden we al opgenomen in de ICP Studio’s in Elsene, dus die hebben een speciale plek in onze herinneringen. We houden ook echt van de mensen daar. Het was heerlijk om er terug te keren als… wel, nog steeds als volwassenen, maar als iets oudere volwassenen. 

David Bowie zei ooit dat de stad waar je een album opneemt het geluid ervan mee beïnvloedt. “I kinda gather up the vibrations in a city.” Jullie waren net neergestreken in Brussel toen de pandemie ons land verlamde...
E: Op het schrijfproces had dat geen invloed, omdat we alles al geschreven hadden, maar plots hadden we zoveel meer tijd om de muziek op te nemen. Zo kregen we de kans om al onze ideeën in het album te stoppen. In plaats van de best mogelijke plaat te maken binnen een beperkte tijd, was er plots eindeloos veel tijd. 

Theo: Daarom zitten er ook zoveel meer details in, zoveel meer lagen. Het is altijd moeilijk om te zeggen wanneer iets nu echt af is, maar als er opeens geen tijdlijn meer is en de wereld op dat moment stilligt, kan je eindeloos blijven knutselen. 

Klinkt Blue Weekend daardoor ook gepolijster dan jullie vorige albums? 
T: We liepen al lang rond met het idee om te doen wat we doen, maar dan in een “high fidelity way”. Daarom kozen we ervoor om te werken met Markus Dravs, die al zoveel groots klinkende albums geproducet heeft. Voor Coldplay, voor Arcade Fire, noem maar op. Dat geluid zit een beetje in zijn DNA.

E: Het was iets wat we ons al lang afvroegen: waarom indiebands nooit zo hifi klinken als popgroepen. “Pop music is just produced so well, a lot of indie bands are kinda produced… not so well.”

Er staan ook veel intiemere nummers op dit album: Feeling Myself, No Hard Feelings, How Can I Make It OK, Safe from Heartbreak (If You Never Fall in Love).
T: Persoonlijkere nummers, bedoel je?

E: Ik denk dat dat komt door ouder te worden en minder bang te zijn van wat mensen van je denken. Als beginnende songschrijver hou je het bewust ambigu. Je bent bang om door de mand te vallen of te klinken als ‘crap’ en dus verstop je alles meer in termen die de luisteraar op verschillende manieren kan interpreteren. 

T: Het is moeilijk om jezelf volledig bloot te geven als je net komt piepen als artiest. 

E: Maar dan word je ouder en… niet per se volwassener, maar meer ervaren. Je hebt meer zelfvertrouwen. En tegelijk ook minder, omdat er nieuwe onzekerheden de kop opsteken.

T: Je principes worden wel duidelijker, de dingen waar je echt om geeft. 

Het mooiste nummer op Blue Weekend is The Last Man On Earth, met de fantastische regels “Every book you take and you dust off from the shelf / Has lines between lines between lines that you read about yourself.” Verwijs je hiermee naar mensen die boekfragmenten of liedteksten te persoonlijk nemen? 
E: Het gaat echt over jezelf lezen in alles. Zeker als je in een slechte bui bent, kan dat zo goed aanvoelen. Je voelt jezelf gezien en erkend. “Everyone’s the main character in their own movie”, en moeten we dat nu gênant vinden, of net prachtig?

Ik zou denken prachtig, omdat jullie toch ook teksten hebben geschreven waar fans zich in herkennen en waarop ze reageren met “Dit gaat over mij”.
T: Het is interessant hoe mensen in interactie treden met de wereld. Een boek lezen kan je echt inzicht verschaffen in wie je bent of zelfs je leven veranderen. “That’s probably one of the most amazing things about making things”: je kan iemands perceptie van de wereld of zichzelf veranderen. Iets wat mij onlangs nog is overkomen, toen ik De ondraaglijke lichtheid van het bestaan van Milan Kundera las. Toen ik het uit had, kreeg ik het gevoel dat ik zoveel had bijgeleerd. 

E: Het is leuk om bij te leren. 

T: Het is leuk om zo bij te leren, door net niet te proberen iets bij te leren. 

Jullie gebruiken dan ook vaak literaire referenties in jullie nummers. Zo verwijst Lisbon niet naar de hoofdstad van Portugal, maar naar het boek The Virgin Suicides van Jeffrey Eugenides. En in The Beach figureert zelfs een stukje uit Macbeth van Shakespeare: “When will we three meet again / In thunder, lightning and rain.”
E: Soms vraag ik me af of ik nu aan het plagiëren ben, wanneer ik een zin uit een boek lift. Maar omdat je het op muziek zet, is het natuurlijk eerder een herinterpretatie dan plagiaat.

T: Zo’n zin is als een statement, en dan stel je jezelf de vraag “Hoe sta ik daar tegenover?” Dan schrijf ik die zin op en die groeit dan uit tot een motief voor een lied. 

E: Ik zou ook nooit zinnen uit andere liedjes gebruiken. Maar als een romanschrijver op een dag naar onze teksten verwijst in een boek, zou ik wel vereerd zijn. Jammer dat Shakespeare al dood is.

Is dat hoe een Wolf Alice-nummer meestal ontstaat?
T: Dat is een goed vertrekpunt, maar er is niet één manier om een nummer te maken. Soms raak je geïnspireerd door andere dingen of gevoelens. Soms heeft iemand een nummer geschreven en brengt die dat mee naar de rest van de groep. 

E: Meestal begin ik met drie akkoorden of zo, heel simpel, “the bare bones of some music”. En dan blader ik door mijn opschrijfboekjes en bouw een lied op vanuit een zin die ik gelezen heb of ergens opgevangen. Ik kan me niet inbeelden dat je eerst een complex muziekstuk schrijft en daar dan tekst opplakt. 

T: Dat is iets voor als we veertig zijn. 

E: Ik hoor het meestal wel als een regel gekwakt is op muziek die er al was. Het mooiste is net als die twee samen groeien. 

Jullie worden vaak vergeleken met groepen uit de jaren negentig. Toen Giant Peach uitkwam en ik dat aan een oudere collega liet horen, zei die bijvoorbeeld meteen “Oh, dat is eigenlijk Cannonball van The Breeders. Als je lang genoeg wacht, komt muziek altijd terug.” 
E: Daar komt vaak wat kortzichtigheid bij kijken. Toen we net begonnen, kregen we wel meteen van sommige mensen te horen dat we klonken als Nirvana of de Pixies. Maar dan werden we plots vergeleken met Hole, terwijl niemand van ons ooit een album van die groep beluisterd had. “Er zijn fuzzy gitaren en een vrouwelijke stem, dan moeten ze wel de nineties zitten kopiëren”, omdat er toen toevallig een paar rockgroepen met een frontzangeres zo klonken. 

T: Dat is een beetje luie journalistiek. Het is raar om over jezelf te lezen dat je hebt afgekeken van Veruca Salt, bijvoorbeeld, terwijl je nog nooit van die groep gehoord hebt. 

Journalisten hebben nu eenmaal de onhebbelijke gewoonte om nieuwe muziek te vergelijken met ouder werk.
E: En dat doe ik soms ook wel, hoor. Als mensen me iets laten horen, is het fijn om te reageren met “Oh, dat klinkt als die groep!” 

T: Het hoeft ook niet negatief te zijn, dat muziek je aan andere artiesten doet denken. 

E: Ik wil ook geen compleet nieuwe muziek maken, want dat zou verschrikkelijk klinken. Je kan nu eenmaal geen muziek maken zonder naar andere muziek te luisteren en daardoor geïnspireerd te worden. Of misschien wel, maar dan zou je als de regen klinken of zo.

Blue Weekend is intussen al anderhalf jaar oud. Werken jullie al aan nieuw materiaal?
T: Nieuwe nummers maken zit een beetje ingebakken in ons allemaal, “so songs are always floating around”. Iedereen is ook enthousiast over onze vooruitzichten, wat niet slecht is aan het einde van een wereldtour. Binnenkort beginnen we waarschijnlijk weer aan een nieuw hoofdstuk. 

FACEBOOK / INSTAGRAM

Mobiele versie afsluiten