Op 4 en 5 oktober kun je terecht op Waterfront, een showcase vol Belgische muziekjes met de grootste diversiteit. Naast jazz, pop en indie ook een heleboel artiesten die voor luistermuziek zorgen: Sarah Leuridan is daar één van. Een gesprek met de dame over wie ze is, wat ze doet en wil doen.
Kan je jezelf eens voorstellen?
In het gewone leven ben ik wetenschapscommunicator bij de VUB, maar als ik niet bezig ben met wetenschap aan de man te brengen, durf ik de wereld wel eens in een paar akkoorden te gieten.
Hoe moeten we jouw muzikale geschiedenis tot nu voorstellen?
Het begon met liedjes schrijven op mijn kamer, die nooit bedoeld waren om de buitenwereld te zien. Ik ben als tiener niet achter mijn piano gaan zitten met het idee “nu ga ik eens een nummer schrijven”. Ik vond het gewoon zalig om me te verliezen in de kleuren en golven van muziek, en dan begin je vanzelf te zoeken naar de kleuren en golven die passen bij je gevoel. Op den duur komen daar nummers uit, zeker als er iets is waar je vol van loopt of dat op je maag ligt. Dan wordt muziek een manier om je wereld een plaats te geven. Later als student begon ik voor publiek te spelen als sidekick van andere muzikanten. Zo heb ik lang bij Fernant Zeste gespeeld, die me ook steeds heeft aangemoedigd om mijn eigen ding te doen. Mijn eerste optreden als ‘Sarah Leuridan – singer-songwriter’, was in een huiskamer op het Bomfestival in Gent. Sinsdien kom ik zo’n paar keer per jaar met mijn eigen hersenspinsels naar buiten, al dan niet met mijn basklarinettist/lief Leander Meuris aan mijn zijde.
Wanneer besefte je dat muziek spelen je passie is?
Als klein kind vond ik het al verdacht leuk om bijvoorbeeld Bach in te studeren. Blijven oefenen op die ene maat tot die helemaal goed zat vond ik geweldig, al had ik pas later door dat dat geen doorsnee gedrag was. Mijn eerste liedje schreef ik rond mijn twaalfde. Maar een echt kantelmoment volgde zo’n 2 jaar later. Geïnspireerd door een clash van Nirvana tot Alanis Morissette en Anouk wou ik gitaar leren, en ik heb toen stiekem de snaren omgedraaid van een linkshandige gitaar van mijn oudere broer. Wanneer hij weg was oefende ik, en zette ze terug op haar plaats. Toen ik zo’n 3 weken later aan de keukentafel nog maar eens vroeg of ik die gitaar mocht gebruiken en mijn broer nog maar eens beweerde dat hij er nog op speelde, viel hij natuurlijk door de mand. Ik heb mijn resterende schoolcarrière gemiddeld zo’n 2 uur per dag zitten tokkelen in kleermakerszit op mijn bed, tot ik Nirvana en consorten onder de knie had. Het grote voordeel van gitaar was dat ik er altijd en overal op kon spelen. Ze ging vanaf dan ook standaard mee op reis, en ondanks dat het ‘maar’ een klein oefengitaartje is ben ik er nog steeds enorm aan gehecht.
Door het digitale tijdperk kwamen we nog nooit zo veel in contact met bands als nu, zodanig dat het moeilijk wordt om door het bos de bomen te zien? Hoe kun je opvallen of denk je dat kwaliteit sowieso komt bovendrijven?
Om vandaag boven te drijven moet je denk ik vooral goed zijn in netwerken, en mooi beeld- en geluidsmateriaal verzamelen om jezelf op de kaart te kunnen zetten. Dat netwerken ligt niet zo in mijn aard, en je moet er natuurlijk ook tijd in investeren en er echt bewust mee bezig zijn.
Waterfront is een Belgisch showcasefestival. Wat maakt de Belgische muziekscene uniek denk je, of is die helemaal niet uniek? Heb je bands waarvan we vinden dat we absoluut naar ze moeten uitkijken?
Goh, het zou mooi zijn mocht er een echte Belgische muziekscène bestaan, maar ik vrees dat de Vlaamse en Waalse scène niet echt mengen. Onlangs stond ik wel op het nieuwe festivalletje Borderland, een mooi initiatief dat net die grenzen doet vervagen. Wat denk ik wel echt uniek is aan de Vlaamse muziekscène, in bijzonder de Gentse, is dat er hier op een ongelooflijk kleine oppervlakte een gigantisch aanbod is van zéér goeie kwaliteit. Enerzijds geeft dat een hele toffe kruisbestuiving tussen muzikanten en bands, anderzijds zorgt het ook voor een overaanbod en een moordende concurrentie. Het zou zonde zijn als pareltjes zoals And They Spoke In Anthems daardoor niet of minder gehoord zouden worden.
Wie zijn voor jou inspiratiebronnen en hoe zou je je muziek zelf omschrijven?
Hmm… ik vind het altijd een erg moeilijke vraag om mijn eigen muziek te omschrijven. Wat ik doe, ligt in de lijn van singer-songwriters als Ane Brun, Lisa Hannigan, Emiliana Torrini, The Swell Season, Moddi, Laura Marling, Jose Gonzalez … Tekst is voor mij belangrijk, maar ze staat niet op zich. Ik zoek ook bewust hoe ik in het instrumentale en in de harmonische kleuren en ritmes mijn verhaal kwijt kan. Ik ben denk ik ook niet gebonden ben aan een bepaalde conventie van zingen. Ik zing geen afgelijnde blues of pop of folk, al komt er zeker van dat alles wel iets terug in wat ik doe.
Voor welke band zou je wel eens graag het voorprogramma willen spelen en waarom?
Op dit moment zou ik er Lisa Hannigan uitpikken. Ze heeft een heel eigen stemgeluid en slaagt erin om dicht bij zichzelf te blijven en tegelijk toch op elke plaat iets anders te doen. En zo’n persoonlijke held van dichtbij observeren achter de schermen, dat is toch een beetje een droom van elke muzikant? Ik zou er alleszins niet mee inzitten om haar van dichtbij te bewonderen, te observeren hoe ze is als artiest en als mens, en ondertussen ongelooflijk hard bij te leren. Daarnaast word ik ook gewoon gelukkig van haar Ierse accent.
Wat maakt jullie anders dan andere bands denk je?
Puur op instrumentaal vlak denk ik dat de combinatie met klarinet en basklarinet vrij uniek is. Leander slaagt er ook in om op een niet-conventionele manier iets bij te dragen aan mijn muziek, weg van het typische klassieke of jazzy geluid. Wat we samen doen proberen we echt als een puzzel in elkaar te laten klikken. Zelf speel ik ook graag af en toe met ritmes en ik doe niets liever dan uitzoeken hoe ik nu die ene tokkel kan combineren met een voet-tamboerijn en een zanglijn door elkaar. Dat is soms wat trial and error, maar als het uiteindelijk klikt, dan voel ik mij de koning te rijk.
Voor de rest hoop ik dat wat ik doe ook vooral heel direct binnenkomt. Wat ik schrijf of breng ligt altijd erg dicht bij mezelf. Het is nogal persoonlijk en intiem en ik probeer dan ook om altijd open en eerlijk op een podium te staan. Ik ben er niet goed in om emotie te verpakken op een andere manier. Alles wat er gebeurt in de muziek en de tekst is bedoeld om die emotie zo puur mogelijk over te dragen (zowat het omgekeerde van de typische jaren ‘80 band). Ik denk dat ik daarom ook niet anders kan dan op een podium staan als mezelf. Dat klinkt misschien wat klef of zelfs pretentieus, maar anders werkt het gewoon niet. Al is dat vaak ook net een grote drempel. Je staat daar echt wel open en bloot. Spelen voor vrienden of familie is daardoor meestal nog de grootste uitdaging van allemaal.
Wat wordt de volgende (grote) stap voor de band?
Eindelijk mijn hersenspinsels op plaat zetten. Ondertussen zit ik bijna aan genoeg eigen materiaal voor een volledige cd, en is de tijd rijp om er iets mee te doen. Liefst van al zou ik dat doen in een studio ergens in het groen, weg van de dagelijkse ruis in mijn hoofd.
Welk album kan je op ‘repeat’ beluisteren?
Ik schoot even spontaan in de lach bij deze vraag, want albums op repeat beluisteren is een beetje mijn handelsmerk. Mijn lief wordt er soms wat gek van. Als ik een artiest leer kennen die me echt boeit of raakt, dan staat die gegarandeerd een maand of vijf op repeat, zonder zeveren. Ik kan er dan écht geen genoeg van krijgen, en het voelt een beetje als een verslaving. Het leuke is dan ook dat je een album echt door en door kent, en dat je ook telkens weer een beetje ‘thuis’ komt als je ze later nog eens uit de platenkast haalt. Eén van de allereerste albums die ik op die manier heb grijsgedraaid is Catching Tales van Jamie Cullum. Een echte rasmuzikant met zonder meer geniale teksten. Ook nu nog zing ik luidkeels mee, en kan ik alle ‘oohs’ en ‘aahs’ perfect meekwelen. En wie me op dit moment helemaal in de ban heeft is Lisa Hannigan. Ik kan er maar niet mee ophouden om haar muziek als een dekentje om me heen te wikkelen. Zalig is dat.
En wat is je favoriete plaat aller tijden en waarom?
Aller tijden? Het klinkt misschien wat standaard, maar Abbey Road en Sgt. Pepper’s Lonely Heartclubs Band blijven mij verbazen. De late Beatles zijn zo ongelooflijk origineel. Ik ken die platen door en door en toch blijft er altijd nog iets te ontdekken. Bovendien neig ik vooral naar nostalgische en trage muziek, terwijl de Beatles mij altijd vrolijk weten te krijgen. Dat zijn veel bonuspunten waard.
Met wie zou je het niet erg vinden om 8 uur mee in een lift te zitten en waarom?
Glen Hansard. Die man is voor mij een levende legende. Hij is niet wereldberoemd, maar wel een fantastische muzikant die al het merendeel van zijn bijna 50 jaar op de planken staat. Op plaat vind ik niet alles wat hij doet even bijzonder, maar als je hem live ziet, dan spat het speelplezier en de oprechte emotie er gewoon van af. Hoe hij er blijft in slagen om zo vol energie en eerlijkheid zijn muziek te brengen, vind ik echt fascinerend. Daar zou ik hem best wel eens naar willen vragen. De kans is ook groot dat hij niet alleen in die lift zou staan, maar mét zijn legendarische gitaar-met-extra-gat-in-van-het-vele-busken, en dat zou alleen maar mooi meegenomen zijn. Hij zou zich vermoedelijk toch niet kunnen inhouden om te spelen.
Wat ga je precies doen op Waterfront?
Op Waterfront sta ik voor het eerst sinds een tijdje nog eens solo op de planken. En ja, ik kijk er weer naar uit om die ene tokkel te combineren met die voet-tamboerijn en dat zanglijntje, absoluut!