Luminous Dash BE

SCHNTZL

schntzl dat zijn Hendrik Lasure en Casper Van de Velde. Twee jonge muzikanten uit het Brusselse die met hun bijzondere bandbezetting muziek maken die wel eens jazz wordt genoemd maar die toch vooral erg schntzl klinkt. Twee bedrijvige gasten ook die de helft vormen van het An Pierlé Quartet en van het zalige Bombataz maar die ook elk apart, in verschillende bands, hun ding doen. Op 7 februari verschijnt hun tweede album Catwalk en daar willen we graag meer over weten.

(c) Björn Comhaire

Vertel eerst eens kort wie jullie zijn en hoe schntzl is ontstaan.
H(endrik): Casper en ik hebben mekaar ongeveer tien jaar geleden leren kennen op een zomerstage voor jazz en popmuziek. Daar werden we samen in een ensemble ingedeeld en zijn we goede vrienden geworden. Sindsdien hebben we samengespeeld in diverse jazz ensembles, vaak waren dat vrij grote bands. Toen dat op zijn einde liep hebben we eens geprobeerd of het ook lukte met ons tweeën. Eigenlijk zijn we samen muzikaal opgegroeid zeg maar en hebben we samen onze eerste stappen in de muziekscene gezet.

Toch sterk want jazz is, lijkt mij, niet zo’n voor de hand liggende keuze voor jonge mensen. Of was dat voor jullie een evidentie?
H: Neen, dat nu ook weer niet. Ik had het gewoon niet zo naar mijn zin aan de klassieke piano zoals we die moesten spelen op de muziekschool. Ik was eigenlijk van plan om mij uit te schrijven. Maar het jaar nadien kon ik kiezen tussen klassiek en jazz, en besloot ik om het jaar toch nog uit te zitten en te kijken wat die keuze zou geven. Toen kwam ik terecht in een heel andere wereld. Plots ging het over samenspelen en spelplezier en zaken uitvinden ter plekke. Er bestond geen juist of fout meer.

Hoe zat het met de drums? Jazz drum wordt toch vaak gezien als een stuk moeilijker en technischer dan bijvoorbeeld bij pop of rock?
C(asper): Tgoh ja, het is een beetje een andere insteek dat wel. Er was ook geen pop- of rockafdeling toen. Ik had super goede en inspirerende leraren die zelf actief muzikant waren. Als je van zo’n mensen les krijgt dan wil je in die muziekwereld blijven.

Jullie vertoeven vooral in die jazz scene?
H: Jazz is ook maar zo breed als dat je het wilt zien. Het is natuurlijk wel waar dat we allemaal een jazz achtergrond hebben. We hebben onze vrienden ook allemaal leren kennen op het conservatorium en zijn van daaruit vanalles beginnen doen. Het is ook zalig om te zien hoe we allemaal zo’n beetje vanuit hetzelfde punt begonnen zijn en nu helemaal uiteenlopende dingen doen.
C: Ik zat in het muziek humaniora bijvoorbeeld samen met Flor Huybens en die heeft nu VOLTA, een muziekcentrum hier in Brussel waar wij repeteren. Je blijft op die manier met mekaar verbonden en dat is leuk.

SCHNTZL heeft een heel eigen geluid dat ik nog niet vaak bij anderen heb gehoord. Hoe zijn jullie daartoe gekomen?
H: Dat is heel geleidelijk gegaan. Terwijl we muziek studeerden brachten we veel tijd door met mekaar en luisterden we naar de meest uiteenlopende muziek. We zaten toen vaak op Caspers kot en knutselden op de computer wat met muziek. Zelf dingen opnemen en daar dan in knippen en plakken. Op een manier zetten we ons daarmee ook af tegen het conservatorium, door geen “moeilijke” dingen te doen. Geen complexe harmonieën of technisch moeilijke zaken. Er is altijd wel iets waartegen je je afzet. Toen deden we, op onze manier, het tegenovergestelde van wat er van ons verwacht werd op school.
C: Ja, nu je het zegt, er lag echt veel nadruk op technische muziek, heel intellectueel, mathematisch bijna en dat spreekt mij totaal niet aan. Ik denk dat we mekaar daarin misschien wel hebben gevonden. We willen muziek maken en we doen dat met twee, want dat is gemakkelijk… het is allemaal niet zo doordacht gegaan.
H: Omdat we zoveel tijd samen spendeerden was het ook niet zo logisch dat we er iemand bij zouden vragen. Het gaat eerder over de verstandhouding tussen ons beiden dan over de instrumentatie.
C: We hebben er wel eens aan gedacht om misschien toch met een bassist te werken. We vonden dat toen wel een interessant idee. Dat is dan zo’n beetje de standaard jazzband: bas, piano, drums. Maar het is net de uitdaging om niet standaard te zijn.
H: Met twee zijn geeft ons automatisch ook veel vrijheid. Omdat we zowel ritmisch als harmonisch alles kunnen beslissen. Je moet niet proberen zorgen dat je samen met de bassist speelt. Ik kan gewoon ergens naartoe zonder dat Casper het weet of voelt aankomen.

In 2016 was er jullie eerste album schntzl, dan de ep in 2018 en nu het tweede album. Zien jullie zelf een evolutie tussen het eerste album en waar jullie nu staan?
C: Ja, zeker. Het eerste album is nog veel meer bedacht vanuit piano en drums met daarbij een beetje elektronica. Dat laatste nog heel minimaal, nog wat voorzichtig. Nu zijn we daar meer in ontwikkeld, hebben we een eigen taal gevonden. Meer gebaseerd op synths en samples. Die wisselwerking met elektronica is veel meer tot ontplooiing gekomen. De ep is meer een soort tussenstadium.
H: Eigenlijk was de eerste plaat de eerste stap en de nieuwe is de tweede stap. De ep die zat er zowat tussen.

Jullie hadden het gevoel dat jullie nog eens iets op de markt moesten gooien?
H: Niet bepaald, het waren gewoon wat knutselwerkjes van ons met een wat vluchtig karakter. Wat ik ook iets heel mooi vind.
C: We waren toen vaak onderweg en omdat we geen auto hadden, zaten we dikwijls op de trein, de ideale plaats om wat te knutselen aan de computer. We zijn heel lang bezig geweest met die nummers tot het iets monstrueus werd (lacht). Dan hebben we die aan Koen Gisen, onze producer, voorgesteld en die was er niet in mee.
H: Die heeft ons helpen snoeien.
C: Dat was wel ff zo van: “Ohw, OK”.

Jullie hadden er te lang aan gewerkt en steeds meer lagen toegevoegd tot het teveel werd?
H: Eén puur elektronische track Tiger Delta had 100 sporen! Belachelijk complex ook en zo wat “dancy”. Totaal niet onze esthetiek. Dat nummer hebben we gewoon weggegooid.

Dus alles wat jullie niet wilden zijn, complex en vergezocht, was op een of andere manier in jullie muziek geslopen.
H: Wij spenderen onze avonden soms thuis en in plaats van een spelletje te kaarten of naar een film te kijken, waren we aan het knoeien op Ableton. We vonden het gewoon heel leuk om daar mee bezig te zijn en van daaruit is dat belachelijk groot geworden.

Je sprak over Koen Gisen. In de perstekst wordt hij “de derde SCHNTZL” genoemd. Is zijn taak dan vooral snoeien en bijsturen?
C: Neen, hij geeft gewoon een heel genuanceerde mening en als we dan afspreken om te komen opnemen dan is hij erbij als een soort van moeder.
H: Een herder. (lacht)
C: Hij heeft meer een psychologische functie.
H: Als je opneemt met een grotere groep en iemand is niet tevreden met het resultaat dan kunnen de gemoederen hoog oplopen. Koen is super goed in het psychologische management van dat soort zaken. Hij zegt niets tot op het moment dat er echt een prangende vraag is en dan zegt hij één ding…
Hij staat ook open voor zaken waarvan hij eerst dacht dat ze niet goed zouden werken. Natuurlijk vormt hij ook mee de sound en maakt de nummers tot een geheel. Wij knutselen dingen en hij legt daar zijn “cohesiesaus” over, maakt een kader om door te kijken.

(c) Björn Comhaire

Mij valt het op dat de nummers op jullie eerste album en nu ook in Catwalk precies allemaal aparte, kleine universumpjes zijn. Personages ook. Is dat de bedoeling of moet ik toch ergens naar een overkoepelend verhaal zoeken?
C: Dat is precies zo. Het zijn aparte wereldjes, aparte ruimtes, kamers. Op dit album wilden we de nummers vlees laten worden door er een naam aan te geven. Als we Otis spelen dan wordt het nummer gepersonifieerd door die naam.

Bedenken jullie dan eerste een personage waarna er een nummer ontstaat of is het omgekeerd?
H: Dat is gaandeweg gebeurd, niet achteraf of vooraf.
C: Of tussenin. Als we aan een nummer bezig zijn, krijgt het een naam en die geeft dan weer inspiratie.
H: Het verschilt ook van nummer tot nummer. Bij Otis hadden we in het begin drie akkoorden en die brachten zo’n sfeer dat we het nummer onmiddellijk Otis hebben genoemd. Maar bij Tujiko was het nummer al af en hebben we het Tujiko genoemd als een soort van ode aan Tujiko Nuriko.
C: De sound doet wel een beetje denken aan dat ene album toch.

Nuriko maakt zo wat mysterieuze zweverige muziek.
H: Ja, maar er is een album dat net het tegenovergestelde is. Ze maakte een album met Takemura (nvdr East Facing Balcony, 2012) en dat zijn precies allemaal computerversies van akoestische instrumenten. Daar waren we twee jaar geleden of zo door gefascineerd en nu hadden we een lied waarin dat soort klanken ineens naar boven kwam. Dus hebben we het opgedragen aan Tujiko Nuriko.

Ik moest bij twee nummers denken aan het vroege werk van Art of Noise.
H en C: ?

Een avant-garde elektronica band uit de jaren ’80. Lovers B en Thin Boy maar toch vooral het eerste doen mij daar wat aan denken. Ze gebruikten stemsamples op een vergelijkbare manier als jullie. Maar daar heb ik het dus te ver gezocht blijkbaar. Bij Wolfgang moest ik dan weer wat aan Kraftwerk denken. Is de titel een verwijzing naar Wolfgang Flür?

H: Amai! Neen, dat is toeval. Maar we hebben wel, in de studio terwijl we bezig waren met dat nummer, Autobahn opgezet.

Awel ja, het lijkt er een beetje op. Dat brede lead synth geluid deed mij daar aan denken. Maar het is toch anders.
H: Voila, da’s eigenlijk een heel goede uitleg.
C: Wij hadden een veel verder gezocht verhaal.

Vertel
H: Een Duits paard.
C: We waren heel lang op zoek naar een titel en het nummer deed ons een beetje denken aan zo’n acterend paard met Duitse roots, in Amerika.
H: Ik had een beeld van de prairie. Iets westernachtigs, al is het uiteindelijk iets minder dat genre geworden omdat we klanken hebben veranderd. De synthesizer klonk minder vintage dan eerst gedacht en de associaties zijn daardoor veranderd. Maar we waren dus op zoek naar een paardennaam.
C: Wolfgang zou een goed paard zijn toch?

Jullie muziek, en zeker op Catwalk, klinkt wat mysterieus. De nummers geven zichzelf niet zomaar bloot. Misschien iets minder bij Wolfgang en Polly waarin er wat meer een verhaal verteld wordt. Is dat mysterieuze de bedoeling?
H: Ik denk dat we zeker wel op zoek zijn naar wat mysterie.
C: Ja, mysterie zoals in dromerigheid.
H: Magisch realisme is een goede omschrijving. Ik wil niet dat het allemaal haarzuiver is, dat het helemaal klopt. Er moet altijd iets zijn… Kijk, als ik een album beluister en er is een nummer dat ik vijf keer terugspoel, dan is dat omdat er iets inzit dat ik niet helemaal snap. En het is geweldig dat dat kan.

Wat is dan het verschil met nummers als Wolfgang en Polly die toch wat klassieker klinken kwa opbouw?
H: Dat onderscheid voel ik niet zo.
C: Ik denk dat het misschien wel de twee meest vreugdevolle, traditionele nummers zijn. Polly klinkt in het begin zo wat frivool en dan komt er een donker stukje voordat het frivole thema terugkomt. Dat is wel duidelijker.
H: Over het algemeen proberen op een album zoveel mogelijk contrasten te maken. De reden waarom die twee nummers er zijn, is omdat ook de ándere nummers er zijn.

Denken jullie veel na over de volgorde van de nummers op het album?
H: Da’s heel belangrijk.

Wat is dan het criterium? Zoveel mogelijk contrast?
C: Een soort boog maken. Die overkoepelend is maar die ook niet telkens in dezelfde richting gaat. Een bepaalde spanning houden en dan terug…
H: …verrassen…
C: …in- en uitzoomen.
H: Zorgen dat er een reis inzit. Een raamvertelling (lacht). Maar ook tempo is belangrijk. Als je net van iets rustigs komt, volgt daarna een track met wat meer tempo. Het mag niet voelen als afzonderlijke tracks maar als één werk.

Slaat de titel, Catwalk er dan op dat de nummers allemaal verschillende personages zijn die zich elk even aan het publiek mogen voorstellen?
H: Ja, voila.

(c) Björn Comhaire

Heeft het feit dat jullie in andere bands spelen een invloed op wat jullie maken of is SCHNTZL echt iets helemaal aparts?
H: Het zit ergens tussenin. Natuurlijk beïnvloeden al die dingen mekaar maar voor ons is het verschil in de esthetiek ertussen ook heel duidelijk.
C: Er is ook een groot verschil in de setup van de instrumenten. Bij An (nvdr. Pierlé) beslis ik bijvoorbeeld dat ik enkel drums ga spelen, bij SCHNTZL speel ik ook met samples en percussie. Bij Bombataz speel ik weer anders. (H: Met vier snares!) Door zo’n keuzes te maken beperk je jezelf maar daardoor krijgt ieder project ook meer een eigen karakter.
H: Ook omdat we helemaal anders spelen.
C: Wij twee vormen dan ook niet de basis van alle bands.
H: Omdat we maar met twee zijn klinkt SCHNTZL altijd veel spaarzamer dan de rest. Maar er zijn ook veel, onuitgesproken, regels waardoor we weten wat er binnen SCHNTZL kan en niet. Voor ons dat gewoon heel duidelijk.

Jullie nummers vertrekken vanuit improvisaties en uiteindelijk beslissen jullie dan welke versie er op plaat komt. Als jullie live gaan optreden hoe gaat dat dan, proberen jullie dan de albumversie te brengen of laten jullie toch nog plaats voor improvisatie?
H: Dat verschilt van nummer tot nummer. Sommige nummers liggen volledig vast terwijl we in andere nummers stukken openlaten voor improvisatie. Hoewel al het materiaal is voortgekomen uit improvisatie is het dat niet gebleven.
C: We gaan dat ook live proberen vertalen. We weten welke nummers het beste werken als ze redelijk compleet worden gespeeld en welke nummers een meer open aanpak verdragen. Ik heb er nogal last mee dat we soms dingen moeten reproduceren. Het vergt gewoon een andere mindset om dat goed te brengen. Om daar niet verveeld in te geraken.
C: We zijn ook wel geschoold en getraind in improvisatie.
H: We hebben zo’n aantal tools om dat open te breken. Tools zoals: we zijn bezig en Casper stopt gewoon. Dan sta ik daar ineens alleen! Problemen maken om ze dan op te lossen zeg maar.

Dus als ik naar een optreden van jullie ga en ik zie plots lichte paniek in de ogen van Hendrik dan weet ik dat het zover is.
H: (lacht) Neen hoor, dat valt mee.

Jullie vertelden in het begin dat jullie zich een beetje willen afzetten tegen dat elitaire of het idee van “moeilijkdoenerij” dat soms rond jazz hangt. Langs de andere kant is jullie muziek nu ook weer niet zo gemakkelijk, een avondje “meezingen met SCHNTZL” zit er bijvoorbeeld niet in. Op welke manier verwachten jullie dan om toch een ander dan het cliché jazz publiek aan te trekken?
H: Ik denk dat wij dat gewoon doen. Ik vind dat wij een mooie publieksbasis hebben en ik weet dat er veel jonge mensen naar onze muziek luisteren. Het is niet het soort muziek waarmee we wereldberoemd zullen worden, dat is ook helemaal niet onze verwachting. Maar wij kunnen echt doen waar wij heel blij van worden en er zijn ook mensen die dat willen horen.
C: Er is trouwens ook niets mis met dat “jazzpubliek”. Je hoeft ook niet persé een giga divers publiek te hebben, cool als dat kan, maar het is maar muziek en als je ervan geniet dan is dat  genoeg.
H: Volgens mij is het ook langzaamaan aan het veranderen. Er zijn heel veel mensen die bruggen bouwen en die dingen maken die misschien makkelijker te beluisteren zijn en die ook onder de brede noemer jazz vallen. Daar worden wij trouwens ook bij gerekend en zo genieten wij ook van die “new wave of Belgian jazz” zoals ze het noemen.

In welke richting zien jullie zich in de toekomst evolueren?
H: Ik hoop dat we nog heel lang muziek maken.
C: Ik zie verschillende mogelijkheden. Zodra we nog eens afspreken om nieuwe dingen te maken, zal er wel weer vanalles duidelijk worden.
H: We willen daar zo open mogelijk in staan.
C: Voor we aan dit album begonnen, leek het mij leuk om veel gezongen nummers te maken en om met gitaar te werken. Maar eens we dan samenzitten gaat het dan toch een andere richting uit. Dat is net zo leuk, dat het iets wordt dat je niet op voorhand voorzien had.

Foto’s: (c) Björn Comhaire

Mobiele versie afsluiten