Interview: Hendrik Hindrex
Foto’s: Gijsbert Hanekroot, Hendrik Hindrex
De Nederlander Gijsbert Hanekroot fotografeerde in de mooie jaren 70 zowat alle grote namen uit de popmuziek en rock-‘n-roll. Van Abba tot Zappa maar ook John Lennon, The Rolling Stones, Pink Floyd, Lou Reed, Leonard Cohen, Chuck Berry, Neil Young, David Bowie, Lou Reed, Bob Dylan, Bob Marley en… Jacques Brel.
De hippe foto’s van toen zijn vijftig jaar later waardevolle historische documenten uit de hoogdagen van de rockgeschiedenis. Hanekroot is er maar mooi zoet mee: hij wordt nog dagelijks herinnerd aan zijn jeugdige vlijt. Al helemaal als ik op een mooie dinsdagmiddag aanbel aan zijn Amsterdamse woning.
Tijdens het interview grasduinen we door zijn boek Abba… Zappa seventies rock photography. Foto’s uit een tijd dat rocksterren nog op een andere planeet leefden.

U bent een internationaal bekende Nederlander, maar wel geboren in Brussel ?
Ja, laten we daar mee beginnen. Mijn moeder was Belgische uit Berchem. Ze is in 1908 in Antwerpen geboren. Mijn vader is hier in Amsterdam in de Leidsestraat geboren in 1911. De moeder van mijn vader had een tweelingzus, die woonde in Bergen op Zoom. Mijn moeder is met haar zusje op de fiets naar Bergen op Zoom gefietst en heeft daar mijn vader leren kennen. Lang verhaal. Een tweetal jaar later – omstreeks 1936 – zijn ze in Brussel beland. En daar zijn de kinderen geboren. Ikzelf ben daar in 1945 geboren, maar toen woonde mijn vader alweer in Nederland. Ik denk om werk te zoeken, dat weet ik niet helemaal zeker. Pas drie weken later hoorde hij dat ik geboren was. En drie maanden later zijn we naar Nederland verhuisd. Uiteindelijk naar Rotterdam. Vanaf mijn derde of vierde werd ik elke zomer bij mijn grootmoeder in Antwerpen gedropt. Dat was in Berchem, daar is mijn moeder ook geboren. Daar ligt mijn band met België. En natuurlijk ook omdat ik in Brussel ben geboren. Voor mij is het een ander dan zomaar een land (lacht). Mijn band is toch vooral met Antwerpen, minder met Brussel. In 1983 ben ik ben ik als fotograaf gestopt. Toen ben ik iets heel anders gaan doen: ik werd uitgever van computerboeken. In Brussel ben ik toen een boekenwinkel begonnen. Maar dat had ik beter niet gedaan. Ik had me niet gerealiseerd dat Brussel tweetalig is. Ik had dit beter in Antwerpen kunnen doen. Ik ken Antwerpen ook veel beter.
Ik woonde tien jaar in Rotterdam, en ben dan via Utrecht na mijn diensttijd naar Amsterdam gegaan. Daar woon ik al sinds 1968.
Wat was het moment dat je voor het eerst geconfronteerd werd met het fenomeen rock-‘n-roll ?
Dat was toen ik stage liep bij Philip Mechanicus. Die had een opdracht om voor een omroepblad The Outsiders te fotograferen. Philip zei : “Neem een camera mee en maak ook foto’s”. Wat natuurlijk zeer sympathiek van hem was. Met die foto ben ik toen naar een kennis, Pim Oets getrokken die voor Aloha werkte, toen nog een undergroundkrantje. Die foto is toen niet gepubliceerd, later wel natuurlijk. Dat was in 1969. Daar ben ik toen mee gaan samenwerken. In die tijd ontstond een soort lawine, een explosie van bandjes uit Amerika en Engeland die toen naar hier kwamen om de markt te veroveren. Ik beschouw de jaren 70 als de Gouden Eeuw van de rock-‘n-roll. Grote groepen maakten hun eerste, tweede en derde plaat. Dat is daarna toch heel anders gegaan.
Ha! ik ben ook een groot fan van de jaren 70. De muzikale jaren 70 hebben voor mij geduurd van Woodstock in 1969 tot pakweg 1983. Tot Let’s dance van David Bowie.
Tot hij weer Bowie werd, ja! Ik heb nooit voor Aloha gewerkt. De dagbladen begonnen toen met jongerenpagina’s: één dag per week. We zijn voor dagblad De Tijd, dat nu niet meer bestaat, die pagina gaan vullen. In 1971 is toen Muziekkrant Oor (later kortweg Oor) opgericht. Daar ben ik toen vrijwel meteen gaan werken als fotograaf.
Muziekkrant Oor is inderdaad opgericht op 1 april 1971. Hoe bent u daar binnen geraakt ?
Dat was via het werk dat we voor De Tijd deden. In die tijd was het tekst en nóg meer tekst, en dan moest er ook een foto bij. Ik ben begonnen met mijn naam bij de foto te krijgen. Nu is dat standaard, maar dat was nieuw toen. Oets was uitgever, directeur, fotograaf en journalist. Dat hield hij niet vol. Ik ben na drie maanden al ingesprongen. In 1975 heeft Anton Corbijn het van mij overgenomen. Maar die is toen naar Londen gegaan. In 1977 heb ik nog nog Mick Jagger en Blondie gefotografeerd voor Oor. Ik ben nog voor ze blijven werken, maar niet meer als eerste fotograaf.
U heeft in totaal ongeveer zeven jaar voor Oor gewerkt ?
Ja klopt.
In die zeven jaar heeft u dit hele boek Abba…Zappa bij mekaar gefotografeerd.
Dat ging allemaal vrij vlot.
U bent autodidact. Zou dat allemaal nu nog kunnen?
Ja, dat denk ik wel. Ik heb wel een cursus gevolgd waarin je gradatiecurven leert. Dat is wel belangrijk. Nu niet meer, maar toen wel. Kijk, als je naar de fotoacademie gaat, dan heb je vier jaar gestudeerd. Maar dan heb je in die vier jaar heel weinig praktijk gehad. Ik heb in die vier jaar heel veel gefotografeerd. Maar ik heb vooral veel relaties kunnen opdoen. Als je van de fotoacademie komt, kan je misschien fotograferen, maar dan heb je nog geen relaties. Ik weet het niet. Ik denk dat motivatie heel erg belangrijk is. En je talent, toch. Dat zou ik vroeger niet gezegd hebben. Ik zag het toen meer als een ambacht. Ik zie dat – het klinkt misschien een beetje arrogant – nu mijn foto’s een beetje komen bovendrijven omdat ik wist hoe het moest.
In die tijd was er nog niet de keuze tussen analoog en digitaal…
En dat niet alleen. Al heel snel had je automatische belichting, maar nog geen zoomlenzen dus je moest de lenzen wisselen. Dit boek (kijkt naar Abba…Zappa seventies rock photography) is dus zwart-wit. Oor had wel steunkleur, maar nog geen full color. En omdat Oor mijn belangrijkste opdrachtgever was, begon ik altijd met zwart-wit. Ik had wel een tweede camera met lenzen mee.
De keuze voor zwart-wit was dus niet om puur artistieke redenen ?
Nee, er was natuurlijk wel kleur. Maar ik werkte ook voor dagbladen. De eerste selectie was voor Oor. Maar ik werkte ook voor De Volkskrant, Het Parool en het Haarlems Dagblad. Dat ging dan ‘s nachts in de brievenbussen. En dat gebruikten ze dan. Of niet. Maar dat was ook in zwart-wit in die tijd.
U ontwikkelde ook alles zelf in die tijd ?
Ja. Na het concert ontwikkelde ik de foto’s. De film op de lichtbak. Eerst een contactfilm maken en dan met de loep kijken wat het beste is. Dan de afdruk maken en dan rondfietsen door de stad. Het was dan al twaalf uur.
Hoe verliep toen de communicatie in het begin in verband met opdrachten.
Ik werd gebeld, dan ga je naar dat concert. Dan krijg je de kaartjes, ik stond op de guestlist zou je nu zeggen. En dan is er een persbijeenkomst. Of we gaan naar Londen omdat de platenmaatschappij tickets heeft gekocht voor Lou Reed of zo iets. Dus het was al heel snel – dat was in 72 of 73 – dat het geprofessionaliseerd werd. Een Amerikaanse groep deed de Telegraaf én Oor. Dat was het. En dan was ik daar voor Oor erbij. Daar had ik ontzettend veel geluk bij.
U was eigenlijk de eerste rockfotograaf van Nederland ?
Ja, niet echt. Er waren wel fotografen die vóór mijn tijd ook dit soort dingen deden, maar ik was wel de eerste die dit fulltime deed. Maar ook niet uitsluitend. Ik werkte ook wel voor de Viva. Ik heb zelfs voor Margriet, een damesweekblad, gefotografeerd.
Kende u die andere rockfotografen ?
Ja ik kende Nico van der Stam (1925 – 2000). En ik kende een Belgische fotograaf die veel Beatlesfoto’s heeft en voor Humo werkt.
Herman Selleslags!
Ik heb hem niet ontmoet, maar ik ken wel zijn werk. En Guy Mortier ook. Hij was ook nog in de jaren 70 actief.
Hij heeft nog heel lang doorgewerkt voor Humo, maar hij deed ook reportages en straatfotografie. Hij werkte ook als fotograaf bij interviews met politici en zo.
Heb ik ook gedaan.
Hoe was de sfeer bij Oor eigenlijk? Het tijdschrift is in de beginjaren enkele keren van eigenaar gewisseld.
Ja, Elsevier heeft het samen met de Hitkrant gekocht. Dat was eigenlijk heel goed. Het was zelfs zo dat een aantal belangrijke medewerkers, waaronder de hoofdredacteur en ik, die hadden een klein aandeel in de b.v. Keihard en swingend. Toen de jaren 70 begonnen waren er nieuwe, jonge groepen. De managers, de journalisten waren jong. Maar ook het crowdmanagement en zo. In het begin waren dat stevige jongens die heel graag klappen uitdeelden. Maar naderhand is dat allemaal veranderd. Tot het punt dat je – zoals nu – alleen maar de eerste drie nummers mag fotograferen. En dan weg moet. Dat heb ik gelukkig nooit meegemaakt. Ik kon het hele concert fotograferen.
Maar wat ik eigenlijk wou zeggen over Oor is dat er een gevoel was van ‘dit is nieuw en belangrijk’ en dat leefde heel erg. Zoals vormgevers zoals George Noordanus: die maakte elke twee weken een nieuw stramien. Met schaar en een lijmpot, ik bedoel maar. Niks digitaal toen. Hij deed dat omdat het belangrijk was. Niet omdat het moest. Omdat hij iets moois wilde maken. En zo was iedereen daar toen. Dat zie je nu terug. Ik weet niet of je het boek 50 jaar Oor kent (toont enkele afbeeldingen uit het boek). Zie je? Allemaal knip- en plakwerk. Dat boek heeft ook een oplage van meer honderdduizend gehaald. Toch wel belangrijk. Die popcultuur was belangrijk. Bij de mensen die Oor maakten – dat werd niet uitgesproken – heerste de atmosfeer van “dit is belangrijk en we moeten er iets goed van maken”. Dat is het eigenlijk.
Je kon haast voelen dat het steeds beter werd. In 1971 werd Oor nog gedrukt op krantenpapier.
Ja, op krantenpapier. Omdat het alsmaar groter werd, moest het verbeteren natuurlijk. Nu heb je offset, digitaal en internet. Het is niet meer te vergelijken. Het was een eenmalige periode en ik heb het geluk gehad dat ik op dat moment mijn werk kon doen.
Niet alleen een spannende periode op dat gebied, maar vooral ook een spannende muzikale periode. U trok in die periode met een volle rugtas met fototoestellen en lenzen naar al die concerten ?
Ja, op een gegeven moment was ik kennelijk zo bekend dat er een goeie samenwerking was met Canon. Ik had fantastische lenzen. Ik had een 1.2 lichtsterkte 85 millimeter. En later een 24 millimeter groothoeklens. Dat was in 74. Daarvoor werkte ik met Nikon. Ik vertel nu over de techniek, maar eigenlijk is dat niet waar het om gaat bij fotografie. Het gaat om de concentratie, de compositie en hét moment. En dat kan je alleen maar vangen door je heel erg te concentreren.
Gestopt met Oor in 75. Toch nog even blijven doorgaan ?
Toen was Anton Corbijn een tijdje de hoofdfotograaf. En daarna is hij naar Londen gegaan.
Hij was een andere fotograaf ?
Ja, ik maak het onderscheid tussen een studiofotograaf en een reportagefotograaf. Ik ben een reportagefotograaf. Ik had wel een studio, maar daar zit mijn kracht niet. Anton is ook geen studiofotograaf. Een studiofotograaf regisseert de dingen. Ik moet het juist van het moment hebben. Maar Anton, die doet eigenlijk wel beiden. Hij is meer studio-achtig, maar ik zou hem dan toch geen studiofotograaf noemen. Hij regisseert heel erg.
Rock-‘n-roll gebeurt op een podium. Dat is toch veel spannender ?
Mja… Ik moet nu denken aan een foto van een gitarist die op zijn bed ligt. Een iconische foto. Niet echt geregisseerd, het ontstaat gewoon. Ik zou zelf niet toekomen aan zo’n foto. Ik ben echt van de korte klap, zeg maar. Ik ben daarvoor te verlegen. Alle fotografen zijn verlegen, Anton ook. Er zijn uitzonderingen, maar goed. Ik ga niet een heel gesprek aan zodat die gitarist op dat bed gaat liggen. Dat duurt allemaal veel te lang. En toch vind ik dat een fantastische foto.
Heeft u Mick Rock (Brits rockfotograaf, 1948 – 2021) ooit ontmoet ?
Nee, nooit ontmoet. Hij is al overleden, maar hij was jonger dan ik. Hij gebruikte ook middelen, zal ik maar zeggen. Ik heb geen drugs gebruikt. Dat scheelt wel, denk ik. Hij leefde wat ruiger dan ik heb gedaan. Ik werkte voor een tweewekelijks weekblad en voor dagbladen. Ik had op een bepaald moment assistenten. Soms had ik een concert en deed ik de volgende dag een reportage voor de Viva. Het was ook gewoon hard werken.
Laten we het over enkele bekende foto’s van u hebben. Ik heb hier de wereldberoemde hoesfoto van Tonight’s the night (1975) van Neil Young. Ik wil daar graag alles over weten.
Neil Young & Crazy Horse traden op in het Rainbow Theater in Londen (op 5 november 1973 nvdr.). Ik was er met Constant Meijers (rockjournalist van Oor nvdr.) Toen al moest de kleedkamer helemaal vol staan met lekkernijen en drank. Op die lijst, die het management van Neil Young had gegeven, stond een fles tequila. Toen heeft Constant twee flessen gekocht. Die dacht: dan geef ik die persoonlijk aan Neil Young en dan ik kan ik vragen of ik een interview mag doen.’ Dat heeft hij gekregen. Hoe dat precies is gegaan weet ik niet meer. Maar hij heeft dat interview gedaan. Daarna heeft hij de Eagles geïnterviewd. Dat heeft hij op die tape over dat interview met Neil Young gezet. Hij vliegt naar huis en kwam er daar achter dat het interview er niet meer op stond. En hij vliegt terug naar Londen om nog een keer te proberen om dat interview te doen. Ondertussen had ik mijn foto’s ontwikkeld en afgedrukt. Ik heb hem een setje foto’s meegegeven. Als Constant die foto niet gegeven had aan Neil Young dan had hij nooit geweten dat die foto er was. Dan was die foto nooit op die hoes terechtgekomen. Wat ik er zelf dan nog bij zeg is – dat vind ik dan wel typerend voor Neil Young – dat die foto wel opmerkelijk is. Die foto is technisch nogal slecht. Te hoog contrast. Dus… het is omdat Neil Young nu eenmaal Neil Young is, dat die foto op de hoes is gekomen. De platenmaatschappij had natuurlijk gezegd : die foto keuren we af, want die is gebrekkig. Maar dat is een combinatie van factoren die allemaal heel goed uitpakten.
Ik ga een foto tonen die een zekere Mike Putland gemaakt heeft. De foto staat in de biografie Neil Young (1992) van Herman Verbeke en Lucien van Diggelen.
Mike Putland ken ik wel, ik stond er naast. Regelmatig. Ook overleden. (Bekijkt de foto aandachtig). Deze heb ik nog nooit gezien. Hij lijkt er wel op, maar hij is het niet. Misschien toch ietsje beter. (lacht) Dit moment is maar één keer voorgekomen. Hij deed maar één keer in de spontaniteit van het concert, van zijn verhaal en zo. Hij had heel veel tekst toen, maar ja. (Bekijkt de foto met een kennersoog). Ooh, maar hij is gespiegeld. Het licht valt iets beter. Misschien is het wel dezelfde foto. Ja, ik denk dat het dezelfde foto is. Ik maak er even een foto van, dan kan ik het zo zien.
(Even later blijkt het inderdaad een gespiegelde foto van de hoes te zijn). Ik ga er toch wel even achteraan, want ik vind dat dit rechtgezet moet worden.
Bij de ‘foto-verantwoording’ staat…
Dat kan best, maar dat zegt niet alles. (Bestudeert aandachtig de gespiegelde foto die hij net gemaakt heeft). Zie je, dat kan niet. Nee, het is dezelfde foto.
Gaat u nu onmiddellijk op zoek naar dit boek ?
Ik heb contact met hem. Want ik zelf ook een Neil Young-boek gemaakt. Hij heeft ook een boek over Neil Young gemaakt: journalisten en fotografen die iets over hun ervaring met Neil Young vertellen. Daar sta ik zelf ook met een tekst in. Daarin staat ook Gijsbert Kamer (Journalist van De Volkskrant nvdr.). Ik heb Gijsbert Kamer toen benaderd naar aanleiding van dat stukje in het boek. En hij heeft de tekst van mijn Neil Young-boek geschreven.
Wat bedoelde Neil Young precies met opgeheven vingertje? Ik hoop dat het geen obsceen gebaar is.
Dat weet ik niet meer precies. Het dramatische aan dit concert is dat Danny Whitten (1943 – 1972, gitarist Crazy Horse) als tweede overleden is aan drugs. Neil was in een heel depressieve bui. En die stemming hing over het concert. Maar het Engelse publiek aanbad hem. Dat was waarschijnlijk een waarschuwend vingertje voor drugs. Maar dat kan ik me niet precies herinneren. Zo heb ik althans begrepen.
Op het inlegvel van Tonight’s the night stond nog een tweede foto van u. Hoort daar nog een verhaal bij ?
Het bijzondere is dat bij dat verhaal uit Oor in het Nederlands is meegenomen op de facsimile. Daarop staat mijn naam goed geschreven. Maar op de hoes staat mijn naam – handgeschreven – fout. Nou ja, ik heb natuurlijk een lastige naam. Daar staat een spelfout in.
Op de keerzijde van dat inlegvel staat ‘Gissbert Hanekroot’. Is dat handschrift van Neil Young ?
In het Engels kennen ze geen ‘ij’. Ze waren kennelijk in de war. Ik denk wel dat het handschrift van Neil is. Het staat ook op de hoes.
Op uw Instagram zag ik ook een foto van wijlen Ronnie Van Zant, de zanger van Lynyrd Skynyrd. Met de opmerking “Note: this is not my picture”. Van Zant draagt daarop – duidelijk zichtbaar – een t-shirt van de hoes van Tonight’s the night.
Dat komt van een van een concert dat op YouYube staat (op 2 juli 1977 in het Oakland Coliseum, Californië, een stadium met een capaciteit van 63.000 plaatsen). Daar zingt hij ook Sweet home Alabama (met daarin de verzen ‘Well I heard Mr. Young sing about her / Well I heard old Neil put her down / Well I hope Neil Young will remember / a southern man don’t need him around, anyhow’ nvdr.)
Hij draagt dus het t-shirt met mijn foto erop. Dat is wel heel grappig. Maar ik ben wel trots natuurlijk.
Ik ben een boek aan het maken met de singer-songwriter Robert Forster, mede-oprichter van de Australische band The Go-Betweens. Dat zijn door mij handgeschreven teksten van de Go-Betweens. Dat boek komt volgende maand uit. Ik heb hem dit boek opgestuurd om die samenwerking op gang te krijgen. En hij kende die foto dus ook: “Zo, heb jij die foto gemaakt?” Dat krijg ik natuurlijk wel vaak. Het is eigenlijk puur toeval dat die foto op die hoes is gekomen.
Met heel veel foto’s, songs etc… heb je dat het element toeval een rol speelt. Geluk moet je afdwingen.
Ja, dat is zo (lacht). Er zijn een aantal foto’s waar ik zelf wel tevreden over ben. Deze foto van Todd Rundgren heb ik in New York gemaakt. Dit vind ik een heel fijne foto. Dat paste ook heel goed bij zijn karakter. Het kan hem écht niet schelen. Hij is handig genoeg en vond het niet erg om even met mee te lopen en om voor die muur te staan. (Op de foto staat Rundgren met zijn lang haar in de war nvdr.). Dat is ook een beetje geluk natuurlijk.
Todd Rundgren komt in oktober voor enkele concerten naar Nederland en België.
Ik heb wel spijt dat ik in de jaren 90 niet naar de concerten van Lou Reed ben gegaan. Ook in de jaren 90 was in New York en daar trad een artiest op die ik nog niet kende, maar nu heel erg goed vind: John Hiatt. Daar had ik voor 25 dollar naartoe gekund. Dat heb ik niet gedaan. Toch spijt van. Ik was toen geen fotograaf meer. Nu ga ik niet meer naar concerten. Ik heb mijn herinneringen. Todd Rundgren is ook zo’n twijfelgeval. Daarvan weet ik zeker dat hij het niet doet omdat zijn kas leeg is, maar omdat hij het leuk vindt om muziek te maken. Dat onderscheid is heel sterk. Neil Young heeft net ook getourd. Ik heb van die tour opnames gezien uit Bergen in Noorwegen. Dat vond ik heel slecht. Ik heb toen contact gehad met Constant Meijers om hem sterkte te wensen. Hij ging naar het concert van Young in Groningen. Maar het blijkt daar een fantastisch concert te zijn geweest.
Ik heb Rundgren een zestal keer live gezien: elke tour was anders. De eerste keer was een heel experimenteel concert in Amsterdam, een andere keer in 2012 met het Metropole Orkest in de Paradiso. Nog een keertje met een ferme rockband enz. Eén constante: altijd topkwaliteit.
Dit is zo’n andere foto: Dr. John. Die foto heb ik in 1970 gemaakt op het Holland Pop Festival in Kralingen, Rotterdam (‘Het Nederlandse Woodstock’ nvdr.) Dat zijn twee van mijn favoriete foto’s.
Toch even twee foto’s erbij nemen van twee kerels uit de Canterbury-sien. De eerste is Kevin Ayers aan de voordeur van de Abbey Roadstudio’s in Londen. Als een burger het voorrecht heeft om…
Ik geloof dat ik niet eens binnen ben geweest. Ik ben alleen tot aan die deur geraakt. Dat is een bijzondere foto. Ik hou erg veel van die nummers waar hij bekend om geworden is. Jammer, hij had een fantastische stem. Hij is natuurlijk veel te jong overleden.
Ik heb hem een keer live gezien in het dorpje Teralfene. Waanzinnig goed.
Ik weet niet of hij door die middelen overleden is, maar… Hij had best wel een persoonlijkheid. Kijk, het is natuurlijk niet eenvoudig om op die ladder van fame te klimmen. Hij had natuurlijk wel beter kunnen doen.
Wat ik me afvraag bij die foto is: wat gaat er bij hem om als gekleed in die lange jas dat wereldberoemde gebouw binnenstapt. Ik begrijp dat hij niet toevallig door Abbey Road liep.
Wat hierbij nog interessant is: het was in 1970 dat ik hem gefotografeerd heb. Heel veel fotografen zeggen dat fotograferen een methode was om dicht bij de artiesten te zijn. Maar dat gold voor mij dus niet. In dit geval waren we in Londen en iemand zei: we gaan naar Kevin Ayers. Maar ik wist toen in 1970 echt niet wie Kevin Ayers was. Daarom vind ik het ook zo tragisch. Bij de meeste mensen die beroemd zijn, spelen een aantal factoren. Talent natuurlijk, maar ook een zekere mate van ambitie en concentratie. Ik ging dus mee in de underground en dan gebeurt daar plots van alles. En dan zie ik toch dat die man een uitstraling heeft. En dát probeer ik dus te pakken. Terwijl ik hem echt niet ken. Anton zei dat hij eerst een week met die mensen moest optrekken en dat hij die dan kon fotograferen. Bij mij was dat heel anders.
Heb je Kevin Ayers ooit live gezien met Soft Machine ?
Nee, dat was ook niet mijn favoriete muziek (lacht).
Dat mag. Ze hebben onlangs nog opgetreden in Zoetermeer met één bandlid uit de originele bezetting. Dat was erg goed heb ik ergens gelezen. Die andere persoon uit Canterbury is drummer Robert Wyatt.
Die is ook van Soft Machine, hé. Die heb ik ook gefotografeerd. Dat is ongeveer het enige wat ik er van kan zeggen. Ik heb een of twee foto’s van hem. Het speelde wel degelijk een rol of ik de muziek leuk vond of niet.
Het zijn twee figuren uit de muziekwereld die niet aan allerlei verlokkingen konden weerstaan. Voor Kevin liep het fataal af, voor Robert Wyatt had het erger kunnen zijn. Maar goed, even een andere foto: Roger McGuinn. Hij leunt achteloos en blootvoets tegen de motorkap van een Mercedes 300 sel 6.3. Toch is vooral het Californische kenteken dat in het oog springt: BYRDS 1.
Die foto staat ook in het boek dat ik met Robert Forster maak. Constant Meijers en ik zijn in zijn huis in Malibu geweest. In 1974 zijn we een maand naar Los Angeles getrokken. En op de terugweg hebben we Todd Rundgren geïnterviewd. Maar Roger McGuinn heeft een huisstudiootje waar we hebben gezeten. We hebben daar een paar uur gebivakkeerd. Dat was in 1974. Toen was zijn top al voorbij. Later heb ik hem nog een keer gezien in New York. Toen trad hij op samen met nog iemand, maar dat was ook al ver over de top.
Hij had dus echt die gepersonaliseerde nummerplaat ?
Ja, in België kan dat ook.
Volgende foto: een groepsfoto van Canned Heat. Ik vermoed dat je met die band een speciale relatie hebt?
Nee, niet zo. Het was toch meer een one hit-groep. De foto is gemaakt op het buitenterrein van het festival in Kralingen. Ik denk backstage: dat was daar een grotere ruimte. De Amerikaanse groepen die naar Nederland kwamen, waren al doorgebroken in Amerika. Maar hier moesten ze nog een keer opnieuw beginnen. Dat maakt het bijzonder. Niet van: “Wij zijn Creedence Clearwater Revival.” Maar we laten zien wie we zijn. En die drive komt natuurlijk over bij het publiek. In die tijd heb ik veel van die groepen gefotografeerd. Je had dan ook die bereidwilligheid om te poseren. Ik heb de leadzanger van Canned Heat, Allen Wilson, later nog een keer gefotografeerd.
De foto’s van John Lennon: ik heb ergens gelezen dat je er niet heel gelukkig mee was. (De bekendste foto is er een van Lennon en Yoko Ono op de voorstelling van een heruitgave van Ono’s boek Grapefruit.)
Dat is ook wel een grappig verhaal. In die periode deden we drie, vier concerten per week. Meestal waren ze beroemd. Het is niet dat je zenuwachtig bent. Dat helpt niet. John Lennon was het absolute idool van Pim Oets. Na afloop was er in een van de kantoren was er een soort lunch. Toen we bij Lennon konden komen, was Pim zo zenuwachtig dat ik daar ook zenuwachtig van werd. Ik heb daar eigenlijk heel slechte foto’s van gemaakt. Terwijl dat dat toch dé kans was. Ik heb van Lennon dus wel enkele portretten gemaakt, maar niet echt een goed portret.
Dan deze Bowie-foto (kijkt naar een foto waarop David op het podium op zijn knieën zit op een podium tijdens de Ziggy Stardusttour.). Was dat het laatste concert van die tour?
Nee, volgens mij was dat een van de eerste. Dat was een heel laag podium. Dat kan je ook wel zien. Achter mij werd ik belaagd door vijftienjarige meisjes. Ik moest dus zo fotograferen. Ze klommen echt over mij om dichterbij het podium te zijn. Dat was hard werken, maar ik heb toch goeie foto’s kunnen maken. Ik heb er ook nog een recensie over geschreven voor Oor. Ik was alleen, er was geen journalist bij.
Was dat wel doenbaar? Foto’s maken en tegelijk de volgende van de nummers noteren en aantekeningen maken?
Nee, het was meer een impressie. Dat kon echt niet. Ik had er ook niet genoeg kennis van. Ik kende die nummers nog niet. Ik moest zien dat ik goeie foto’s maakte. Die waren in kleur. Ik was commercieel genoeg om te weten dat dit heel, heel groot was.
Je hebt Bowie een zes, zevental keer live gezien?
Ja, daar heb ik ook een boek over gemaakt.
Kon je ook doordringen tot David Bowie ?
In 1973 hadden we een opdracht voor Roxy Music. Dat was in de Air Studio. Daar zat David Bowie ook. Hij was daar toen een aantal dingen aan het uitproberen. In de kantine zat ik op een gegeven moment naast hem. Ik durfde toen geen foto’s van hem te maken. Ik was er voor Roxy Music. Als ik er uitgegooid zou worden, kon ik mijn opdracht niet uitvoeren. Daar had ik natuurlijk enorm de pest over in. Hij zat een beetje hardop te denken. We maakten een praatje. Niet dat ik daar nog één woord van weet.
Dan heb ik nog een ander verhaal. Zal ik even die foto zoeken ? In 74 hadden we die opname voor Avro’s toppop van het nummer Rebel rebel. Daags nadien kreeg hij ook die Edison uitgereikt in Amsterdam. Het is inmiddels meer dan vijftig jaar geleden. Maar in die studio’s in Hilversum – je kunt niet zeggen dat het niet professioneel was – moest een grote lamp even vervangen worden. Het waren echte grote lampen, geen led-lampen of zo. Dat was met een ladder. Dat duurde vijf minuten. En dus moest ook Bowie even wachten. Maar anders dan de anderen, ging hij voor ons even poseren. Toen heb ik dus prachtige foto’s kunnen maken. Dat bewijst ook zijn professionaliteit en zijn commercieel inzicht. Hij gebruikte ook die tijd nuttig om promotie te maken.
Die uitreiking van die Edison Award was ook het moment waarop hij een glas Vlaardingse schelvispekel dronk. (Bowie had zich ooit tegen presentator Ad Visser laten ontvallen dat hij dat heel lekker vond. nvdr.)
Ja, dat was in dat Amstel Hotel in Amsterdam. Ik heb nog een mooie foto met zijn zoontje erop (toont de schier iconische foto met Bowie geflankeerd door Angela Bowie en (toen nog) Zowie Bowie.)
Een andere foto waar ik nog even wat info over wou hebben. Leonard Cohen zit op een entreetrap en leest een krant.
Deze foto komt uit 72. Cohen logeerde in het Pulitzer Hotel. We zijn van het hotel op de Prinsengracht naar de Dam gelopen. Dat is een wandeling van tien, vijftien minuten. Daar heb ik hem ook nog gefotografeerd. Hij was heel erg coöperatief. Er werd vaak moeilijk over gedaan, maar dat is niet altijd het geval. Hij was best wel aardig.
Dit is een film. Deze foto is nog niet gescand. Dat is wel een grappig verhaal. Ik werk samen met een jongere dj, Sidney Brandeis. In coronatijd kon die niet werken. En toen is hij mijn Instagram-pagina begonnen. Hij is een enorme muziekliefhebber en weet er veel over. Maar dat begint bij hem pas in de jaren ‘80. Hij vond het heel leuk om mijn materiaal door te spitten en hij heeft dus zelf een soort van scan van deze foto gemaakt. Deze foto is daarvoor nooit gepubliceerd. Hij heeft hem zelf op de Instagram-pagina gegooid.
Heb je onderweg naar de Dam nog een gesprek met hem gevoerd?
Het is zo dat ik daar dus niets meer van weet. Het was meer praten over ditjes en datjes. Niet echt een gesprek. Ik herinner me dat hij de hele tijd dat dagblad onder de arm klemde.
Werd hij niet vaak herkend op straat ?
Nee. We hebben midden op de Dam gestaan. Er waren veel mensen om ons heen.
Brian Eno heb je ook gefotografeerd. Op de foto heeft hij in beide handen een single en draagt hij een alpinomuts. Waarschijnlijk dezelfde muts als op de hoesfoto van de elpee June 1, 1974. Heb je Nederlands met hem gesproken?
(Verrast) Nee, dat weet ik niet.
Zijn moeder komt uit de buurt van Dendermonde. Hij zal dus hoogstwaarschijnlijk wel enkele woorden Nederlands spreken.
Dat wist ik niet. Deze foto was in juni 1974 in Los Angeles en wij liepen het hotel in en hij kwam er net uit. Daarvoor met Roxy Music – dat was ook nog met Constant Meijers erbij – hebben we een keer met hem gegeten. Hij herkende ons. Hij was toen al uit Roxy Music. Het singeltje dat hij omhoog houdt is niet van Roxy Music. Ik heb hier nog een van mijn favoriete foto’s van Eno (Toont een gezichtsfoto van Brian Eno). Ik heb lang gedacht dat ik deze foto ook in Los Angeles heb gemaakt. Maar dat is helemaal niet waar : deze foto heb ik in Utrecht gemaakt.
Op de volgende foto staat Boudewijn de Groot. Moeilijk te zien waar deze foto gemaakt is.
Het komt erop neer dat ik me toch realiseer dat ik eigenlijk toch wel behoorlijk verlegen ben (lacht). Dus, ik had die opdracht voor de Viva. Ik bel aan bij hem. Hij woont in het duingebied aan de kust. We zijn toen wat gaan lopen door de duinen. Maar of nou contact met hem had of een gesprek voerde, daar weet ik niets meer van. Ik was meer van: “Hoe zullen we ‘t aanpakken?” Mensen gaan er ook van uit dat dat binnen een half uurtje of desnoods drie kwartier wel moet gebeurd zijn.
Hoe zit het met uw archief eigenlijk ?
Mijn archief is bij Getty (makkelijk terug te vinden op www.gettyimages.nl nvdr.). Deze foto niet (kijkt naar de foto met Ad Visser en David Bowie met zijn Edison Award, met vrouw en zoon in het hotel). Dat is omdat ik die over het hoofd heb gezien. Ik heb honderdduizend negatieven en dertigduizend dia’s. En daar zijn er dus een zesduizend van gescand. Maar er zijn er dus héél veel niet gescand. Een aantal van die niet-gescande foto’s zijn niet goed. Maar – dat merk ik nu ook – naarmate de tijd vordert: het is gewoon inmiddels geschiedenis. Deze foto dus ook. Ook de foto’s die misschien onscherp zijn of waarvan de compositie slecht is, die zijn toch weer interessant omdat het inmiddels geschiedenis is. Het is niet exclusief bij Getty. Ze zijn een aantal foto’s ook bij het Nationaal Archief via Spaarnestad omdat ik ook voor de bladen van Spaarnestad heb gewerkt. Die zijn van Spaarnestadarchief naar het Nationaal Archief in Den Haag gegaan.
Je zal maar Ad Visser zijn!
(Lacht) Mag ik nog even kijken? Wat leuk: die fotograaf die hier staat te kijken. In plaats dat ze een foto maken, staan ze met mekaar te praten. David Bowie heeft toen Toppop gedaan. Hij heeft die Edison Award ontvangen. En dit is gewoon de dag daarna. Dan gaat hij naar buiten, maar niet omgeven door managers die iedereen wegduwen. Tóch even poseren. Ik werd getipt door Oor of de platenmaatschappij dat hij om elf uur dat hij daar nog even te zien zou zijn omdat hij opgehaald werd of zo. Maar ik heb toen geen andere fotografen gezien. Ik had gewoon dat fotomoment voor mezelf. Deze foto hing ook in de grote Bowietentoonstelling in het Victoria and Albert Museum in Londen (2013) en daarna in het Groninger Museum. De foto staat in de catalogus van die tentoonstelling.
Heeft u die schelvispekel van Distilleerderij H. van Toor Jz. uit Vlaardingen ooit zelf gedronken? (Bowie kreeg van Ad Visser een fles van dit likeur omdat hij gehoord dat het destijds zijn favoriete drankje was. Op één van de foto’s uit deze serie heft Bowie het glas. nvdr.)
Ja, ja! Vorig jaar was er een fototentoonstelling in Schiedam en daar werd het geserveerd. Het is een likeur, maar ik heb liever whisky.
Van whiskey naar Bob Dylan is maar een kleine stap (Dylan heeft een eigen whiskeymerk nvdr.). We zien hier een foto van Robbie Robertson en Bob Dylan uit 1974.
Dat ging via de manager van Bob Dylan en die had ook weer de tekst van Rock-‘n-war : ‘dus doe je best.’ Ik had wel toegang, maar ik ben niet verder gekomen dan halverwege het publiek. Ik had kaartjes van de platenmaatschappij gekregen. Maar verder kon ik er niet bij. Ik had geen telelens bij me. Dat zijn foto’s van veel te ver af. Maar ik heb er toch ook enkele mooie foto’s gemaakt. Een paar. Dit is 1974 met The Band. Dat zijn mijn favoriete concerten, toch wel. The Band heeft ook ook in 1971 in De Doelen gespeeld. Ook dat is een van mijn favoriete concerten. Het concert op de foto is in Madison Square Gardens in New York. Daar ben ik toen speciaal voor naar New York gegaan. En dan kan je niet dichtbij komen. Dat is wel traumatisch. Hoe uitverkocht het ook is, er zijn altijd wel lege plaatsen waar je kunt gaan zitten. En dat was hier kennelijk niet het geval. Ik ben een enorme fan van hem. Vorig jaar was er een biopic over hem, A complete unknown. Daar was ik toch ontroerd door. Een heel interessante film. En, ik weet niet of dat is omdat ik het Engels niet goed genoeg beheers… Ik voel dat die teksten en de spanning die het oplevert, die muziek en zijn persoonlijkheid raken me heel erg. Ernst Jansz heeft een aantal van zijn songs vertaald. En hij legt in een boekje uit welke moeilijkheden hij tegengekomen is. Dát zou ik dus nooit kunnen. Heel interessant.
Robbie Robertson heb ik helaas nooit live gezien.
Ooh, dat is inderdaad jammer. Wanneer is The Band gestopt? 1978 Of zo? (The Band is gestopt in 1976 met de opname van de concertfilm The Last Waltz. Die film verscheen in 1978 nvdr.)
Maar ik heb het ook over zijn solojaren: How to become clearvoyant (2011) is een geweldige plaat. Maar goed over naar een andere foto die u heeft gemaakt. Deze foto toont Mick Jagger met ontbloot bovenlijf.
Deze foto is mijn gestolen foto. Ik heb een collectie met wel 30 schilderijen. Waarbij je onmiddellijk kan zien dat het mijn foto is. Normaal maakte ik er altijd een punt van dat ik het hele interview erbij zou zijn. En dat vinden de journalisten natuurlijk niet leuk, want dat leidt af. Maar in dit geval wilde Mick Jagger niet dat ik erbij was. Ik moest dus wachten en daarna heeft hij voor mij geposeerd. Maar vijf minuten of zo. Dan heb ik dus wel deze foto gemaakt. En hoe dat dan gaat. Hij werkte heel erg mee, want in die serie…. Ik denk dat ik één zwart-witfilmpje en één kleurenfilmpje heb gebruikt. Dus 72 foto’s waarvan een stuk of tien zoals deze.
Toen de Stones een tour maakten, kwam het voor dat ze twee weken vóór ze in Rotterdam speelden, ze in Keulen optraden. Toen gingen we eerst naar Keulen om het te beschrijven en met foto’s te registreren. Toen pakte Mick aan het einde van een nummer een emmer water en gooide het water in het publiek. Dat wist ik omdat ik de show in Keulen had gezien. Dus kon ik dat in Rotterdam mooi in beeld krijgen. Dat is me toen gelukt (toont de beroemde Rotterdamse waterfoto).
Van eenzelfde tour zag je dus verschillende concerten? En die waren toen strak geregisseerd?
Ja, Brussel hebben we toen ook gedaan.
Mijn oudere broer is een enorme Pink Floydfan. Voor hem heb ik er deze foto van David Gilmour bijgenomen. De foto in kleur uit 1971 toont een dromerige Gilmour in Londen.
(Lacht). Dan heeft hij pech, want ik hou helemaal niet van Pink Floyd. Deze foto is ergens backstage. Maar goed, het is ook niet zo’n goeie foto. Ik heb ze in Amsterdam in 1972 gefotografeerd in het Olympisch Stadion. Dat was wel een indrukwekkend concert. Daar heb ik goeie foto’s kunnen maken. Ze zijn daarna nog een keer in Rotterdam geweest, maar toen heeft iemand anders de foto’s gemaakt. Ik kan hier verder niks bijzonders over zeggen.
In het Olympisch Stadion zat u op het podium ?
Ik zat voor het publiek. Het was ‘s avonds. Ze staan altijd heel breed op het toneel, wat voor fotografen rampzalig is. En dan hebben ze ook keihard licht op iedereen. Het is bijna niet te fotograferen. Maar desondanks… (pakt er een andere foto bij): deze vind ik wel mooi. Zo heb ik er nog een paar.
Dan moet ik mijn broer maar teleurstellen. Deze foto toont de Belgische zanger Jacques Brel zonder zijn eeuwige sigaret.
Ja, die andere foto mét sigaret vind ik zelf nog iets beter. Het was een promotiefoto voor de platenmaatschappij. Hij had natuurlijk een enorme uitstraling. Doet me denken aan Stephan Vanfleteren. Die maakt heel mooie portretten van een visser of van iemand die hij op straat tegenkomt. Ik vind hem bovenmatig getalenteerd. Wat ik daarvan wil zeggen is dat Jacques Brel die uitstraling had zoals David Bowie of Mick Jagger die hebben. Dat helpt natuurlijk enorm. Ik heb wel eens over Mick Jagger gezegd: “Je moet wel een heel slechte fotograaf zijn om geen goeie foto van Mick Jagger te maken.” Dat geldt voor Brel natuurlijk ook.
Heb je toen ook met Brel kunnen spreken ?
Ja, nee. Ik weet zelfs niet of dat in het Nederlands of in het Frans had gemoeten. Omdat mijn moeder tweetalig is, spreek ik wel iets beter Frans dan de gemiddelde Nederlander. Ik heb het nog zes jaar op school geleerd ook. Ik zou ook niet weten wat je tegen zo iemand dan moet zeggen. Hij is dan zijn werk aan het doen. Hij moet met journalisten praten en niet met fotografen.
Nog een Belg: Raymond Van het Groenewoud. De foto toont Raymond in een vouwstoel op een grasveld.
Die foto is gemaakt voor de Viva. Ik ben een enorme bewonderaar van hem. Wie niet? Het is ook nog een hele sympathieke man. Met hem had ik een beter contact. Ook nog een tijdje mee opgetrokken.
Heb je behalve Brel en Raymond nog andere Belgische artiesten gefotografeerd? Adamo? Tjens Couter, de tweede groep van Arno Hintjens, die opgericht werd in 1972 of 73?
Nee, dat zou dan wel gekund hebben. In dit boek staan enkel foto’s van buitenlandse artiesten met uitzondering van Golden Earring en Focus. Maar die hebben dan ook wereldhits gemaakt. Bij Oor was het zo – echte arrogantie – dat ze Nederlandse bands eigenlijk te min vonden. Later is dat allemaal veranderd. Het was natuurlijk stukken aantrekkelijker om met Robbie Robertson of Roger McGuinn te praten. Bovendien, die jongens van de Golden Earring kwam je bij wijze van spreken om de hoek tegen. Ik begrijp het natuurlijk wel. Maar nu zou het heel anders zijn.
Toots Thielemans heb ik wel gefotografeerd. Ik denk in 1974 in het Concertgebouw. Dat was met Rogier van Otterloo. Daar heb ik in 2025 nog een Toots Thielemans-avond gezien met het Jazzorkest van het Concertgebouw.
Even naar een volgende foto. Twee mannen in witte boxershort torsen een grote bal. De rechtse is onbekend, maar links staat een bekende drummer: Keith Moon van The Who. Wie is de persoon rechts? Welke indruk had je van Keith?
Dat weet ik dus niet. Hij was heel aardig. Hij had natuurlijk ADHD, dat is bekend. Ik ben daarna – en daar heb ik ook foto’s van – bij de introductie van een nieuwe plaat naar zijn huis in Surrey geweest. Ik heb The Who twee of drie keer live gezien. Ik herinner me nog een keer in het Concertgebouw. Toen ik binnenkwam waren ze al bezig en het was zo een enorme muur van geluid. En ik had geen oordopjes bij me, dus dat was vrij dramatisch. Toen ik The Byrds in het Concertgebouw fotografeerde moest ik het doen met drie lampen op het balkon: rood, geel en groen. Die stonden links en rechts van het podium. Later kwamen dan de grote lichtinstallaties. Ik heb er toen heel veel gezien. Ook Leonard Cohen en Elton John.
Bob Marley! U heeft veel foto’s van hem gemaakt. De mooiste zijn gebundeld in een prachtig boek.
Ja, inderdaad. Kijk, veel van die bekende musici hebben een uitstraling en charisma. Als je Bob Marley op straat tegenkwam, het was ook nog eens een klein mannetje, dan liep je hem zo voorbij. Echt waar. Dan valt hij je niet op. Maar als je hem op het toneel ziet… Je hebt Mick Jagger, David Bowie en Bob Marley. Dat is mijn top drie van uitstraling. Ik heb een concert van hem in Den Haag gefotografeerd. Ik heb vijftig goeie foto’s van hem gemaakt. Wat uitzonderlijk is, want hij staat natuurlijk ook niet stil. Hij had zo’n enorme kracht. Ik vind zijn muziek wel leuk. Maar het is niet dat ik dat elke dag draai. Ik vind die combinatie bij hem heel uitzonderlijk: niet opvallend en dan die kracht op het toneel. Deze foto is een jaar ervoor op een boot in Amsterdam. Van die rondvaart heb ik er een aantal van. Ik heb toen ook een foto gemaakt op de steiger. Dan valt hij niet op. Als je dit portret ziet, weet je natuurlijk wie hij is. Er zit zeker uitstraling in. Heel bijzonder!
U bent ook Frank Zappa tegengekomen?
(Lacht) Ja, in de contracten staat dat ze ook verplicht met de pers moeten praten. Ze hebben geen keus, ze vinden het niet leuk. Meestal zo kort mogelijk en dan komt op een gegeven moment de manager binnen en dan was het over. Maar Frank Zappa ging er echt voor zitten: gewoon van tien uur ‘s ochtends tot vijf uur ‘s middags. Anderhalf uur per journalist. Dat vond hij leuk. Hij praatte over politiek en zo. Ik heb hem twee keer in het Pulitzer Hotel meegemaakt. Politiek geëngageerd ook. Hij vertelde zelfs dat de vragen in Frankrijk van een heel ander gehalte, andere strekking dan de vragen in Nederland waren. In Frankrijk ging het meer over politiek. Hier ging het meer over muziek.
Dan ben ik nu rond met de vragen over enkele van de artiesten die u ontmoet heeft. Dan…
Ik heb geprobeerd om over de fotografie te vertellen, maar het ik merk natuurlijk wel dat de mensen dit soort verhalen heel graag willen weten. De vraag is dan of je ze allemaal ontmoet hebt. Dat is natuurlijk zo, ik heb ze allemaal gefotografeerd. Maar in feite heb ik ze dus nauwelijks ontmoet. (Kijkt naar een foto van Johnny Cash). Deze foto is in de dirigentenkamer van het Concertgebouw gemaakt. Gewoon met een gloeilampje. Wat ervan gezegd wordt, is dat ze een bepaalde intimiteit hebben. Ik zie dat ook wel, maar ik weet niet hoe je dat er in brengt. Door mijn verlegenheid kom ik op een of andere manier toch dichterbij. Ik weet het ook niet. Je kan wel proberen een zo goed mogelijke foto te maken, maar ook dat is een proces wat je niet helemaal in de hand hebt. Dat vind ik ook het interessante van de fotografie.
Zijn er nog plannen voor de nabije toekomst met deze foto’s. Ik weet dat je af toe tentoonstelt: van Schiedam tot Tokyo.
Ik heb nu in het voorjaar een boekje uitgebracht : Ik ook van jou. Dat gaat over moeders en volwassen dochters. Daar staat dus geen muziek in (lacht). De afgelopen twintig jaar heb ik dat verzameld. En nu komt dat boekje met Robert Forster. Dat is ook iets anders. Dertig foto’s uit mijn portfolio. Maar die teksten zijn bijzonder, heel persoonlijk, heel literair, poëtisch. Dan heb ik zowat twaalf boeken gemaakt. En daarna kom ik misschien nog met een nieuwe versie van mijn boek over Bowie.
Volgende week komt er een tentoonstelling over de moeders en dochters in sociëteit De Kring in Amsterdam. Dat boek met Robert Forsters wordt daar ook gepresenteerd. De foto’s uit Ik ook van jou, die hangen er dan nog. Dat is het tot nu toe.
U heeft ook door Rusland gereisd en u bent ook in Oekraïne geweest.
Ja. Ik volg dat niet per uur, maar wel dagelijks. Het begint, ondanks Trump zou je bijna zeggen, er op te lijken dat het binnenkort afloopt omdat het land failliet gaat en de bevolking de straat opgaat omdat ze begrijpen dat ze voor de gek gehouden worden. Ik heb ginds ook een vriendin. Die heb ik bezocht en die heeft me door Kiev geleid. Ik ben een aantal keer in Rusland geweest. Ik heb een grote tentoonstelling gehad in Moskou in 2013. Ik realiseer me dat ik nooit meer door Rusland kan. Het is heel dramatisch, maar het is niet mijn probleem. De vraag is wel relevant. Ik ben bezoeker. Er zijn veel journalisten en slavisten die in Rusland gewoond en gewerkt hebben. Voor hen geldt hetzelfde wat ik ook heb. Omdat ze ook veel Russen kénnen die ook in die ellende zitten. Het is verschrikkelijk.
Hamburg 1970. Een jonge Mick Jagger grist de camera van Gijsbert Hanekroot uit zijn handen en maakte een foto van de aanwezige fotografen.
Amsterdam 2025. Ik maak op mijn beurt een foto van Gijsbert Hanekroot. Hij bekijkt de foto op mijn iPhone, knikt goedkeurend. ‘Maar wel omzetten naar zwart-wit.’ Toestanden !