Met de bizarre titel Choses vues à droite et à gauche (sans lunettes) laat Paulette Verlée haar debuutalbum op de wereld los. Noem het neoklassiek, noem het new classical, noem het gewoon ontroerende pianomuziek, aangevuld met cello, elektronica en abstracte soundscapes. Dat vroeg om een handvol vragen aan de toetsentovenares. We ontmoeten elkaar in café Welkom in Jette, een volkse kroeg waar de uitbater zachtjes meezingt met Roy Orbison terwijl hij koffie zet.
Laten we beginnen bij het begin. Hoe is het allemaal begonnen met deze muziek?
Ik heb klassieke piano gestudeerd, maar ook altijd in popgroepen gespeeld. Het was een beetje een dubbelleven: het is niet zo dat er in het klassieke milieu echt wordt neergekeken op popmuziek, maar er waren toch wel gasten die zeiden “Wat doe je nu? Je verdoet je tijd daar toch niet mee?” Maar ik vond dat heel leuk. Het is een andere manier van muziek spelen: een sonate vraagt zoveel concentratie, je mag geen fouten maken, dat is toch anders dan met een popgroep op het podium staan.
Met mijn laatste bandje, Call Me Lucy, brachten we een paar singletjes uit die ook op Radio 2 draaiden en toen ging ik op zoek naar een platenlabel. Zo ben ik terechtgekomen bij Hans Kusters, die veel artiesten ontdekt heeft. Eén van zijn medewerkers heeft toen naar mijn demo geluisterd en daar stond één pianonummertje op, dat ik gemaakt had voor een documentaire maar nooit gebruikt is. Die zei “Vergeet die popmuziek, dit is wat je moet doen!”
Je geeft op je album je nummers mee in tweevoud: een keer voor piano en een keer met meer franjes, abstracte soundscapes en subtiele schakeringen.
Eigenlijk was ik niet van plan om die pianoversies mee te geven, dat is een strategische zet op vraag van het label. In die Spotify- en Apple Music-lijsten zijn het net die typische rustige pianotracks die het goed doen. Dus ik kreeg de reactie “We zijn zot van je muziek, maar kan je daar ook een solo-pianoversie van opnemen? Zo hebben we meer kans om in de streaminglijsten te komen.” Eerst dacht ik: “Nee, da’s niet de bedoeling, ik heb daar zo over nagedacht, die cello moet daarop!” Maar toen ik uiteindelijk aan de slag ging, merkte ik dat de nummers ook zo overeind blijven.
Naast welbekende voorbeelden als Nils Frahm en Ólafur Arnalds verwijs je ook naar Wouter Dewit. Toen ik hem even opzocht, vond ik een interview in De Standaard waarin hij zelf verbaasd is dat zijn La Durée zo’n 17 miljoen streams wist te verzamelen op Spotify. Intussen zijn het er al meer dan 18 miljoen. Hoe verklaar je het succes van neoklassieke pianomuziek?
Ik denk dat mensen echt op zoek zijn naar iets waarvan ze toch even de illusie krijgen dat het rust geeft in dit drukke bestaan. En ze zetten dan liever zoiets op dan Radio 2. Niet dat Radio 2 zó opzwepend is, maar toch minder rustgevend dan een pianostukje.
Een rustpunt in de ruis. Maar je muziek is toch zoveel meer dan achtergrondvulling, behangpapier, liftmuzak?
Dat is wel het nadeel van die lijsten. Wouter Dewit heeft dan zeventien of achttien miljoen streams, maar daarom ben je nog niet per se een bekende naam. Het helpt je niet per se aan bekendheid of speelkansen. Een beetje jammer dus wel, dat je muziek op die manier achtergrondmuziek wordt.
Hoe loopt het scheppingsproces van zo’n compositie bij jou? Een goddelijke ingeving, of toch eerder zwoegen en zweten?
Ik heb een computer en een keyboard en ik begin dan een beetje te spelen. Of ik heb ergens een melodietje gehoord dat ik mooi vond en me ongeveer herinner. Hoe minder goed ik het me herinner, hoe beter, want dan maak ik daar zelf iets van. En daar begin ik dan verder op te borduren. Of ik vind al spelend een paar akkoorden die een mooie wending vormen en zoek daar een melodie boven. Er is niet echt een patroon. Soms komt er niks en soms heb ik een mooi nummertje op één-twee-drie. For December, een van onze succesvolste nummers tot nu toe, is zoiets dat snel ontstaan is. Ik heb altijd gedacht dat het maar een simpel slaapliedje was, maar uiteindelijk hoor je dan mensen zeggen dat ze het prachtig vinden.
Morning Face is mijn favoriete nummer van je plaat. Misschien wel omdat ik daar heel wat jazz in hoor.
Dat kan zijn, maar onbewust (lacht). Morning Face is één van de oudste nummers op de plaat, dat is heel lang blijven liggen, nog van in de tijd dat ik met popgroepjes bezig was. De bedoeling was om daar een tekst op te zetten en dat te brengen als een popnummer. De titel komt daar nog vandaan: ik had de regel “Shining morning face you have” geschreven. Dat is uiteindelijk niet gebeurd omdat de structuur en de melodie te weinig aanleunden bij een mainstream popnummer. Het kon geen hit worden, het is wat te ingewikkeld. En uiteindelijk dacht ik nu “Ik moet hier toch iets mee doen.”
In de periode van mijn popgroep was dat wel iets dat de mensen van het label zeiden: “Je muziek gaat alle kanten op.” Dit nummer is pop, dit is dan weer jazz en dit is eerder disco. Ze konden me niet in één bepaald genre steken. Terwijl ik net dacht: “Dat is toch allemaal tof?”
Wat je nummers ook zo speciaal maakt, zijn de abstracte soundscapes en de broze cello.
Op mijn demo’s speelde ik de cellolijntjes nog op mijn keyboard, maar daarna wou ik er natuurlijk een deftige opname van maken. Daarvoor heb ik Michel Boulanger gevraagd, een collega van mij op de muziekschool. Hij speelt specifiek barokcello, geen gewone cello dus, maar uiteindelijk klinkt dat echt fantastisch.
Toch dacht ik “Hier en daar mankeert nog iets.” Daarmee ben ik naar Jan Viggria gestapt, de gitarist van The Guru Guru. Vroeger heb ik nog met hem in een bandje gespeeld. Jan was altijd goed in speciale geluiden met zijn gitaar die niet typisch gitaar zijn. Soms hoor je er zelfs een trompet in. Dus ik vroeg hem “Wil jij daar nog wat extra lijntjes bij zetten?”
Ik hoor vaak filmmuziek in je album. February zou zo uit Le Fabuleux Destin d’Amélie Poulain kunnen komen, bijvoorbeeld.
Het is nooit zo geschreven geweest, maar de muziek leent zich er inderdaad wel toe. February is niet aan de piano ontstaan, maar meteen met elektronica erbij. Mijn opa was toen net overleden en zijn familienaam was Février. Het is niet per se een ode, dat klinkt zo zwaar, maar toch een nummer in zijn nagedachtenis.
Mocht het ooit in een film belanden zou ik heel vereerd zijn. Ik heb wel ooit het geluk gehad om de muziek te maken voor een hoorspel van Delhaize, Max en de Tovergroentjes, dat kinderen moest aanzetten meer groenten te eten. Daar mocht ik overal achtergrondmuziek bij voorzien. Dus als er een ridder aankwam was dat met een orkest, bijvoorbeeld. Heel tekenfilmachtig allemaal, een beetje overdreven. Anders dan een film voor volwassenen, denk ik, maar wel zalig om te doen.
En dan hebben we nog die titel: choses vues à gauche et à droite (sans lunettes). Waar komt die vandaan?
Die heb ik een beetje gestolen van Erik Satie (lacht). Ik ben altijd fan geweest van zijn muziek, maar ook van de gekheid van die man. Hij is met niemand anders te vergelijken, je weet nooit of hij het nu meende of gewoon ‘stekezot’ was. Hij leefde in zijn eigen universum. Uiteindelijk past die titel ook echt bij mijn plaat. Elk nummer heeft zijn eigen ontstaansgeschiedenis, vandaar de choses vues à droite et à gauche, en elk nummer is ook een beetje wazig, waar die “sans lunettes” dan weer naar verwijst. Ik ben niet iemand die overal echt een betekenis gaat opplakken en dan verkondigt “Dit is nu een stuk over dat onderwerp”, want zo zijn de nummers niet ontstaan. Tijdens het creëren heb ik me dan verder verdiept in de muziek van Satie. Zijn Gymnopédies en Gnossiennes zijn echt bekend, maar je hebt ook dingen als Musique d’ameublement, waarmee hij eigenlijk de ambient als genre heeft uitgevonden.
Op 24 februari stelt Paulette Verlée haar album voor in het café van het Muntpunt te Brussel. Live staat celliste Maaike Organe aan haar zijde.